Doelstelling 1 + 2 en 4 t/m 6

Deze les doelstelling 1 + 2 en 4 t/m 6

Volgende les doelstelling 8 t/m 12

Doelstelling 3 en 7 slaan we over. 3 is erg kort en 7 zijn de manieren van geboorteregeling, die hebben we met het overzicht maken al behandeld.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les doelstelling 1 + 2 en 4 t/m 6

Volgende les doelstelling 8 t/m 12

Doelstelling 3 en 7 slaan we over. 3 is erg kort en 7 zijn de manieren van geboorteregeling, die hebben we met het overzicht maken al behandeld.

Slide 1 - Tekstslide

Doelstelling 1
Je moet primaire en secundaire geslachtskenmerken kunnen noemen bij jongens en bij meisjes. 
Ook moet je de lichamelijke veranderingen in de puberteit kunnen aangeven. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de primaire geslachtskenmerken?
Jongens:


Meisjes
Wat zijn de secundaire geslachtskenmerken?
Jongens
  • borsthaar, baardgroei
  • Zwaardere stem
  • Gespierde lichaamsbouw
Meisjes
  • Borsten
  • Brede heupen
  • Ronde lichaamsvormen
  • Balzak
  • Penis
  • Schaamlippen
  • Vagina

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn lichamelijke veranderingen in de puberteit?
  • Snelle groei (groeispurt)
  • Secundaire geslachtskenmerken

Verder begint seksualiteit een belangrijke rol te spelen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Doelstelling 2
Je moet de delen van het voortplantingsstelsel van een man kunnen noemen met hun functies en kenmerken.

Let op! Deze moet je in een afbeelding ook kunnen aangeven.

Slide 6 - Tekstslide

Balzak: 

Teelballen:

Bijballen:

Zaadleiders:

Zaadblaasjes:

Prostaat: 

Urinebuis:

Penis:

    Zwellichamen:

     Eikel:

     Voorhuid:
Huidplooi om de eikel
Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Brengen de penis in erectie
Sperma inbrengen in een vagina
Vervoert urine en sperma. Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat
Voegen vocht en voedingsstoffen aan de zaadcellen toe
Vervoeren zaadcellen
Slaan zaadcellen tijdelijk op
Vormen zaadcellen
huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Temperatuur is iets lager dan de rest van het lichaam, dit is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
Voegt vocht aan de zaadcellen toe

Slide 7 - Tekstslide

Balzak:  huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Temperatuur is iets lager dan de rest van het lichaam, dit is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
Teelballen: Vormen zaadcellen
Bijballen: Slaan zaadcellen tijdelijk op
Zaadleiders: Vervoeren zaadcellen
Zaadblaasjes: Voegen vocht en voedingsstoffen aan de zaadcellen toe
Prostaat: Voegt vocht aan de zaadcellen toe
Urinebuis: Vervoert urine en sperma. Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat
Penis: Sperma inbrengen in een vagina
Zwellichamen: Brengen de penis in erectie
Eikel: Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Voorhuid: Huidplooi om de eikel

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Doelstelling 4
Je moet delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw kunnen noemen met hun functies en kenmerken.

Let op! Deze moet je ook in een afbeelding aan kunnen geven.

Slide 10 - Tekstslide

Kleine schaamlippen:

Grote schaamlippen:

                 Clitoris:

Maagdenvlies:
Eierstokken:

Eileiders:

Baarmoeder:



Vagina:

Hierin komt sperma bij geslachtsgemeenschap. Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies, slijm en bloed via de vagina verwijderd. Bij de geboorte komt het kind via de vagina ter wereld.
Hierin vindt de ontwikkeling van het embryo plaats. Heeft een dikke gespierde wand die met slijmvlies is bekleed.
Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Een randje weefsel aan het begin van de vagina
Hierin vindt de ontwikkeling van eicellen plaats
Vervoeren eicellen. Hierin vindt ook de bevruchting plaats
Liggen om de kleine schaamlippen
Produceren slijm waardoor de toegang tot de vagina glad wordt.

Slide 11 - Tekstslide

Eierstokken: Hierin vindt de ontwikkeling van eicellen plaats
Eileiders: Vervoeren eicellen. Hierin vindt ook de bevruchting plaats
Baarmoeder: Hierin vindt de ontwikkeling van het embryo plaats. Heeft een dikke gespierde wand die met slijmvlies is bekleed.
Vagina: Hierin komt sperma bij geslachtsgemeenschap. Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies, slijm en bloed via de vagina verwijderd. Bij de geboorte komt het kind via de vagina ter wereld.
Kleine schaamlippen: Produceren slijm waardoor de toegang tot de vagina glad wordt.
Grote schaamlippen: Liggen om de kleine schaamlippen
Clitoris: Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Maagdenvlies: Een randje weefsel aan het begin van de vagina

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Doelstelling 5
Je moet kunnen beschrijven wat ovulatie en menstruatie is en kunnen aangeven wanneer deez processen in de menstruatiecyclus plaatsvinden. 



Denk ook aan vragen als: op 30 juni is Janneke met haar menstruatiecyclus begonnen, op welke datum is haar vorige ovulatie geweest?
15 juni

Slide 14 - Tekstslide

Ovulatie (eisprong): 

Menstruatie:




Menstruatiecyclus:
Het vrijkomen van een eicel uit een eierstok. Na ovulatie blijft een eicel 12-24 uur in leven. Daarna wordt de eicel in de eierstok afgebroken.
Het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies wanneer een eicel niet bevrucht is.
Ovulatie vindt meestel ongeveer om de 4 weken plaats. 
Menstruatie vindt gemiddeld 14 dagen na de ovulatie plaats (als de eicel niet is bevrucht) en duurt ongeveer 4 dagen. 

Als menstruatie dag 1 is, dan is de ovulatie op  dag 14.

Slide 15 - Tekstslide

Ovulatie (eisprong): Het vrijkomen van een eicel uit een eierstok. Na ovulatie blijft een eicel 12-24 uur in leven. Daarna wordt de eicel in de eierstok afgebroken.

Menstruatie:Het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies wanneer een eicel niet bevrucht is.

Menstruatiecyclus: Ovulatie vindt meestel ongeveer om de 4 weken plaats.
Menstruatie vindt gemiddeld 14 dagen na de ovulatie plaats (als de eicel niet is bevrucht) en duurt ongeveer 4 dagen.
Als menstruatie dag 1 is, dan is de ovulatie op dag 14.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Doelstelling 6
Je moet kunnen omschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw optreden, nadat bevruchting heeft plaatsgevonden.

Slide 18 - Tekstslide

Zaadcellen blijven 2-3 dagen na een zaadlozing in leven en bewegen via de vagina en baarmoeder naar de eileiders.

Bevruchting:
  • Het samensmelten van de kern van een zaadcel met de kern van een eicel
  • Vindt plaats in de eileider
  • Een eicel kan slechts door 1 zaadcel bevrucht worden. De buitenste laag van de eicel wordt nadat de kop van een zaadcel is binnengedrongen ondoordringbaar. 

Een bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt naar de baarmoeder vervoerd.

Slide 19 - Tekstslide

Innesteling:
  • Het klompje cellen zet zicht vast in het baarmoederslijmvlies
  • In de eerste weken zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding. Het klompje cellen groeit uit tot een embryo
  • Daarna ontstaat in de baarmoederwand de placenta

Tijdens de zwangerschap:
  • Treden geen menstruaties (en geen ovulaties) op
  • Ontwikkelen de melkklieren in de borsten zich, waardoor de borsten groter worden.




Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Belangrijke afbeeldingen uit je boek

Van de behandelde doelstellingen: afbeelding 11, 15, 17, 22 en 28

Volgende doelstelling: afbeeding 35, 44, 47, 53, 56, 57, 58, 87, 93 en 94

Slide 22 - Tekstslide