L'adjectif

Salut!
Nog een keer het adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Salut!
Nog een keer het adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Je geheugen opfrissen:

  • wat is een adjectif ?
  • hoe pas je het aan aan het zelfstandig naamwoord?
  • wat is de plaats in de zin?
  • en welke uitzonderingen zijn er ook al weer? 
  • Dan: oefenen!

Slide 2 - Tekstslide

Adjectif - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt meer over een zelfstandig naamwoord
C'est une robe bleue.
Het komt ook vaak na een koppelwerkwoord (en dan vooral vaak na een vorm van het werkwoord 'zijn').
La robe est bleue

Slide 3 - Tekstslide

Het adjectif past zich aan
In het Frans verandert het bijvoeglijk naamwoord zodat het bij het zelfstandig naamwoord past (dat mannelijk, vrouwelijk en/of meervoud is). 

Le jean est bleu
La robe est bleue

Slide 4 - Tekstslide

BASIS = REGELMATIG

                                mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    -                                          e

meervoud                    -s                                      -es

MAAR: (1) als er al een e staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un jeune garçon - une jeune fille

MAAR: (2) als er al een s staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un éléphant gris - deux éléphants gris 




Slide 5 - Tekstslide

dus...
We nemen als voorbeeld GROEN = VERT

le sac vert                           -> mannelijk enkelvoud
la voiture verte                 -> vrouwelijk enkelvoud
les sacs verts                    -> mannelijk meervoud
les voitures vertes          -> vrouwelijk meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Zoek het bijvoeglijk naamwoord:

Zoek het bijvoeglijk naamwoord en bedenk in je hoofd hoe het is aangepast aan het zelfstandig naamwoord. 
  1. Ma chambre est petite.
  2. Mon père est intelligent.
  3. Utrecht est une grande ville. 
  4. Le prof a les cheveux blonds.
  5. Tu as aussi les yeux bleus?

Slide 7 - Tekstslide

Les robes sont ...
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies

Slide 8 - Quizvraag

Zet in het meervoud:
La voiture bleue.
2 voitures....
A
bleux
B
bleus
C
bleu
D
bleues

Slide 9 - Quizvraag

ONREGELMATIG 
-ON WORDT -ONNE                           BON / BONNE
-EN WORDT -ENNE                             ITALIEN / ITALIENNE
-EUX WORDT -EUSE                          HEUREUX / HEUREUSE
-IF WORDT -IVE                                    SPORTIF / SPORTIVE
-ER WORDT -ÈRE                                 PREMIER / PREMIÈRE
Dit geldt voor alle woorden met deze letters op het einde!

Slide 10 - Tekstslide

NOG ONREGELMATIGER
M                                      V                             MMV                  VMV
beau (mooi)               -> belle                  -> beaux             -> belles
nouveau (nieuw)     -> nouvelle          -> nouveaux      -> nouvelles
long (lang)                  -> longue           -> longs.              -> longues
vieux (oud)                  -> vieille             -> vieux               -> vieilles

Slide 11 - Tekstslide

Let op: Bel, nouvel, vieil!
Beau, nouveau en vieux hebben nog een extra vorm voor een mannelijk zelfstandig naamwoord dat met een klinker of een stomme h begint: 
Bel → un bel appartement, un bel acteur
Nouvel → un nouvel hôtel, un nouvel agenda
Vieil → un vieil appartement, un vieil arbre

Slide 12 - Tekstslide

Nous habitons une (...) maison.
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 13 - Quizvraag

Mes copines ne sont pas très (...)
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 14 - Quizvraag

C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 15 - Quizvraag

C'est une (...) histoire
A
long
B
longue
C
longs
D
longues

Slide 16 - Quizvraag

une fleur ....
A
blanc
B
blanche
C
blancs
D
blanches

Slide 17 - Quizvraag

le ... garçon
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 18 - Quizvraag

PLAATS VAN HET ADJECTIF
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
C'est une personne gentille.
Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen. 
C'est une haute montagne
Deze moet je uit je hoofd leren: 

Slide 19 - Tekstslide

Dit zijn de meest gebruikte bijvoeglijke voornaamwoorden
die vóór het zelfstandig naamwoord komen:

mooi: beau (bel, belle, beaux, belles)
goed, lekker: bon (bonne, bons, bonnes)
leuk, knap: joli (jolie, jolis, jolies)
hoog: haut (haute, hauts, hautes)
lang: long (longue, longs, longues)
klein: petit (petite, petits, petites)



jong: jeune (jeunes)
oud: vieux (vieil, vieille, vieilles)
groot: grand (grande, grands, grandes)
nieuw: nouveau (nouvel, nouvelle, nouveaux, nouvelles)
slecht: mauvais (mauvaise, mauvaises)
gemeen: méchant (méchante, méchants, méchantes)
en alle rangtelwoorden:
eerste: premier (première, premier, premières), deuxième, etc. 
Leer dit rijtje!!!




 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is goed?
A
C'est un problème difficile.
B
C'est un difficile problème.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
J'ai une amie nouvelle.
B
J'ai une nouvelle amie.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Mon frère est un élève horrible.
B
Mon frère est un horrible élève.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed?
A
C'est une journée longue.
B
C'est une longue journée.

Slide 24 - Quizvraag

Les adjectifs
Les adjectifs
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
belle
beau
belles
beaux
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieille
vieux
vieilles

Slide 25 - Sleepvraag

Traduis: Dat is mijn gemene Franse tante.

Slide 26 - Open vraag

ervoor of erna ???
Regel: na zelfst. naamwoord
Maar:   beau - bon - joli - haut - long -petit - jeune - mauvais - grand - vieux - nouveau - méchant en de rangtelwoorden
--> komen ervoor!


Slide 27 - Tekstslide

Vous avez encore des questions?

Slide 28 - Tekstslide

Maken D-toets I en II

Slide 29 - Tekstslide