4m-26-10-23- voorbereiden brief toets

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden toetsweek 1
1- Herhalen theorie 
2 Quiz voorbeeld zinnen 
3- D toets informele brief schrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling theorie 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Volgorde informele brief

Een kenmerk van de informele brief is dat je de persoon aan wie je schrijft, kent. 
- Daarom is de aanspreekvorm "tu" in plaats van "vous".
- De informele brief heeft de volgende volgorde:
*Datum
*Aanhef
*Tekst
*Afsluiting
*Afzender
Je begint dus met een datum, niet met het adres. 






Slide 5 - Tekstslide

Datum
Bovenaan de brief komt de datum. 
Bij een informele brief wordt dus niet eerst het adres van jouzelf of van de geadresseerde gegeven.
Bij de datum wordt eerst de plaatsnaam geschreven, gevolgd door de volledige datum. 
Bijvoorbeeld: “Paris, le 20 juillet 2017”. 
Let erop dat er voor de dag en de maand altijd le komt en dat maanden met een kleine letter worden geschreven.

Slide 6 - Tekstslide

Aanhef
Wanneer de brief geschreven wordt aan een vriend of vriendin, gebruik je deze aanhef:
“Cher + naam” (Beste…) – Dit wordt gebruikt bij mannen
“Chère + naam” (Beste..) – Dit wordt gebruikt bij vrouwen
“Chers amis,” (Beste vrienden)
Bij kennissen gebruik je “Cher monsieur + achternaam,” of “Chère madame + achternaam”.

Slide 7 - Tekstslide

Tekst in de brief
De brief start je met de aanleiding van de brief en hierbij kun je bijvoorbeeld de volgende zinnen gebruiken:

“Je t’écris pour..” (Ik schrijf jou om..)
‘Merci de ta lettre” (Bedankt voor jouw brief)
Vervolgens schrijf je in enkele alinea’s het doel van jouw brief. Het doel kan bijvoorbeeld zijn om iets af te spreken, iets te vragen, iets te melden of om iemand ergens mee te feliciteren

Slide 8 - Tekstslide

Afsluiting
De brief kan op verschillende manieren afgesloten worden, zoals:
“Cordialement,” (Vriendelijke groeten)
“(Bien) amicalement,” (Vriendelijke groeten)
Aan geliefden of familie kun je ook nog wat persoonlijker zijn:
“Je t’embrasse,” (Liefs,)
“Grosses bises” (Kusjes,)


Slide 9 - Tekstslide

Afzender
Zet hieronder jouw voornaam en eventueel ook jouw achternaam.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoe gaat het met jou?

Slide 12 - Open vraag

Met mij gaat het goed.

Slide 13 - Open vraag

Bedankt voor je brief.

Slide 14 - Open vraag

Ik heb je brief ontvangen.

Slide 15 - Open vraag

Ik hoop dat het goed met je gaat

Slide 16 - Open vraag

Sorry dat ik niet eerder geschreven heb

Slide 17 - Open vraag

gefeliciteerd met ....

Slide 18 - Open vraag

Ik heb jouw brief met veel plezier gelezen

Slide 19 - Open vraag

ik werk veel

Slide 20 - Open vraag

welke studie ga je volgen?

Slide 21 - Open vraag

heb je examens gedaan?

Slide 22 - Open vraag

Ik wacht op je volgende brief

Slide 23 - Open vraag

Doe de groeten aan je ouders

Slide 24 - Open vraag

Schrijf me snel

Slide 25 - Open vraag

tot gauw

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

voorbeeld van een toets 
 Je schrijft een brief naar je vriend(in). Schrijf de volgende: 

 1. Schrijf de plaats en de datum op de correcte wijze.
2. Begin met een goede openingszin zoals een begroeting en vraag hoe het met vriend(in) gaat. Zeg dat je hoopt dat het goed met haar gaat en dat het ook goed met jou gaat.
3. Geef een goede reden waarom je haar nog niet eerder geschreven hebt. Zeg dat je het bijv. erg druk hebt met school en jouw nieuwe bijbaantje.
4. Vertel dat jij het erg druk hebt met het voorbereiden van jouw eindexamen. 
5. Vraag of hij/ zij welke studie hij gaat volgen na zijn eindexamen.
6. Vertel iets over je bijbaantje. 
7. Nodig je vriend(in) een paar dagen bij jou uit in Nederland en zeg dat je hem/haar graag ontvangt. 
8. Doe de ouders van je vriend(in) de groeten en sluit af met een hartelijke groet en je eigen naam.  



Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

le mot français pour 'voorstad' est
A
la ville
B
la campagne
C
l'exode rural
D
la banlieue

Slide 31 - Quizvraag


Hoe heet deze trein?
A
TVG
B
GVT
C
TGV
D
GFT

Slide 32 - Quizvraag

Hoe heet de 'Franse NS'
A
S.N.F.C.
B
S.N.C.F.
C
S.F.N.C.
D
S.C.F.N.

Slide 33 - Quizvraag

Wat is geen Frans automerk?
A
Volvo
B
Renault
C
Citroën
D
Peugeot

Slide 34 - Quizvraag

Wat is 'péage'?

Slide 35 - Open vraag

Wat is de naam van dit warenhuis?
A
Bijenkorf
B
le printemps
C
Harrods
D
Galeries Lafayette

Slide 36 - Quizvraag

Louis Vuitton

BIC

Lancôme

Danonel

Slide 37 - Sleepvraag

Chanel
Renault
Lacoste

Citroën

Slide 38 - Sleepvraag

La Vache qui rit
Bonne maman

Carrefour

LU

Slide 39 - Sleepvraag

Les repas pendant la journée en France
7H00 / 8H00
12H00/14H00
16H00/17H00
19H00/21H00
le dîner
le goûter
le déjeuner
le petit-déjeuner

Slide 40 - Sleepvraag

Wat behoort niet tot de typische Franse gerechten?
A
Een tosti met ham en kaas (Croque Monsieur)
B
Quiche Lorraine (zeg: Kiesj)
C
Slakken (Escargots)
D
Churros avec nutella

Slide 41 - Quizvraag

Hoeveel stokbroden eet een Fransman gemiddeld per week?
A
1
B
3,5
C
7
D
10

Slide 42 - Quizvraag

Hoeveel wijn drinkt een gemiddelde Fransman per jaar?
A
22 l
B
62 l
C
12 l
D
42 l

Slide 43 - Quizvraag


Wat is 'de Cola' in het Frans?
A
Le Cola
B
Le Coke
C
Le Coca
D
La Loca

Slide 44 - Quizvraag

hoeveel soorten kazen heb je in Frankrijk?
A
ongeveer 50
B
215
C
ongeveer 500
D
65

Slide 45 - Quizvraag

Welke stad heeft dezelfde naam als een wijnsoort?
A
Chardonnay
B
Merlot
C
Bordeaux
D
Beaujolais

Slide 46 - Quizvraag

Voilà des classiques de la pâtisserie française. Mettez les bonnes étiquettes. 
Tarte Tatin
Macarons
Eclairs
Millefeuille
Baba au rhum

Slide 47 - Sleepvraag

Slide 48 - Tekstslide