G-denken voor leerlingen deel 1

Faalangst 
de baas
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Faalangst 
de baas

Slide 1 - Tekstslide

Waar heb je last van?
Klik op de volgende bladzijde op de link
en maak de test in het Google Form.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Formuleer voor jezelf waar je moeite mee hebt, wat je wil leren, hoe je dat wil doen en hoe je er zelf voor zorgt, dat je het meestal niet doet. 

Schrijf in de ik-vorm, benader het positief (b.v. ik wil niet meer weglopen voor taak X ). 

Probeer toetsbare dingen op te schrijven (b.v. proberen te .../ gelukkig zijn is moeilijk toetsbaar)

 

Maak nu je Persoonlijk leercontract:

Slide 4 - Tekstslide

Probleem/ Waar heb ik last van?

Slide 5 - Open vraag

Doel/ Wat wil ik leren/ bereiken?

Slide 6 - Open vraag

Sabotage/ Hoe zorg ik er zelf vaak voor dat ik mijn doel niet bereik?

Slide 7 - Open vraag

Kompliment aan jezelf:

Slide 8 - Woordweb

Wat is faalangst?
Ieder mens is weleens bang en dat is heel nuttig. Als er gevaar dreigt moet je immers snel kunnen reageren. Als je bang bent maakt je lichaam het stofje adrenaline aan waardoor je hart sneller gaat kloppen, je gaat zweten, sneller ademen en kan je soms niet goed meer denken. Allemaal dingen die handig zijn als je moet vluchten. Helaas zijn dit precies de dingen die niet helpen als je rustig moet blijven zitten, zoals bij een toets. Dan krijg je misschien het gevoel dat je geen kant op kan.
Niet iedereen heeft last van faalangst, maar mensen die het hebben (en dat zijn er nogal meer dan je misschien denkt) ervaren dat op een heel eigen manier.

Bekijk ook het volgende filmpje.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

G-Denken in kaart brengen
Misschien herken je het onderstaande voorbeeld: Je bent zenuwachtig voor een repetitie. Je denkt dan dat die zenuwachtigheid komt omdat je een repetitie hebt. Maar hoe komt het dan dat sommige leerlingen niet zenuwachtig zijn voor die repetitie en sommige anderen juist weer wél?
De reden is dat niet de repetitie bepaalt hoe jij je voelt en hoe jij je gedraagt. De echte reden van je zenuwachtigheid (of angst, of kwaadheid, of jaloezie enz.) is dat je er bepaalde gedachten op nahoudt. Jouw denken over een situatie bepaalt hoe jij je voelt. En dat bepaalt weer je gedrag.

Slide 11 - Tekstslide

Gebeurtenis  Gevoelens  Gedachten
Niet-helpende en helpende gedachten We onderscheiden twee soorten van gedachten:

1. Er zijn niet-helpende gedachten.
Bv. “het lukt toch niet”, “vorige keer ging het ook al mis”, “mijn ouders/de leraren zullen wel denken dat ik niet mijn best heb gedaan”, “anderen zijn beter/knapper/intelligenter dan ik”, “de leraar moet altijd mij hebben”.

2. Er zijn helpende gedachten.
Die zorgen ervoor dat je met meer zelfvertrouwen met een gebeurtenis, situatie of persoon omgaat. Bv. “ik kan het”, ik ga het gewoon doen”, “ik heb het goed genoeg geleerd”, “mijn ouders steunen me”.

Slide 12 - Tekstslide

3. Helpende gedachten zijn positief en realistisch. Bv. Je hebt een moeilijk vak en je staat daarvoor een 4 gemiddeld. Je wilt dat ophalen. Een helpende gedachte is dan niet: “ik ga voortaan tienen scoren”. Dat is nl. wel positief, maar niet realistisch. Wat positief én realistisch is, is bv. :“Ik ga beter mijn best doen en ga een voldoende halen”.

Macht over je eigen gedachten Jij hebt de macht om je eigen gedachten te veranderen, ook al blijft de situatie hetzelfde. Die repetitie moet je toch maken, ook als je hem uitstelt of spijbelt. Je gedachten over die repetitie kun je wél veranderen. Jij kunt die gedachten dus zélf kiezen. 

Je zult dat dan wel meerdere keren moeten oefenen, omdat je misschien gewend bent niet-helpende gedachten te hebben.  

Slide 13 - Tekstslide

Die kan je nu veranderen in helpende gedachten.Dat heeft weer tot gevolg dat je zelfvertrouwen toeneemt. En als je meer zelfvertrouwen hebt is de kans groter dat de repetitie of dat moeilijke gesprek beter verloopt. En niet alleen de repetitie. Het geldt voor iedere situatie in je leven. Nogmaals: de situatie kun je meestal niet veranderen. Wat je wel kunt veranderen zijn je eigen gedachten, je eigen gevoelens en je eigen gedrag.

Methode van het G-denken Het G-denken is een methode in vijf stappen om anders te leren denken. Bekijk de uitlegvideo.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Je eigen G-denken in kaart brengen
Noteer situaties (binnen en buiten de school) die bij jou spanning oproepen.

Slide 16 - Open vraag

Noteer situaties (binnen en buiten de school) waarbij jij je prettig voelt.

Slide 17 - Open vraag

Stap 1. Kijk naar de gebeurtenis en wat het gevolg ervan is. Is dit gebeurtenis bepalend voor jouw gevoel? Dit gevoel bepaalt je gedrag. 

Stap 2. Formuleer de gedachten die leiden tot het gevolg. Geef je jezelf veel negatieve boodschappen? 

Stap 3. Welk nieuw doel wil je als gedrag en gevolg bereiken? Wil je dit gedrag en het daarbij behorende gevoel graag veranderen? Let op dat je geen onhaalbare doelen stelt.





Slide 18 - Tekstslide

Stap 4. Ga na of de gedachten uit stap 2 ‘waar’ zijn en of ze helpen nieuwe doelen te bereiken.  
De eerste vraag is: “Is deze gedachte absoluut waar?”.
De tweede vraag luidt: “Helpt deze gedachte mij om mijn nieuwe doelen te bereiken?”

Stap 5. Vervang niet-helpende gedachten door helpende gedachten. 

Vul nu de open vragen in.


Slide 19 - Tekstslide

Stap 1:
Noteer een gebeurtenis.
(b.v. een toets)

Slide 20 - Open vraag

Stap. 2
Noteer je gevoelens en je gedrag zoals het was tijdens de gebeurtenis. (b.v. blackout)

Slide 21 - Open vraag

Stap. 3
Noteer je gedachten zoals het was tijdens de gebeurtenis.
(b.v. Daar haal ik nooit een voldoende voor.)

Slide 22 - Open vraag

Stap. 4
Noteer je gevoelens en je gedrag zoals je het graag zou willen hebben.

Slide 23 - Open vraag

Stap. 5
Noteer nu een helpende gedachte die je gaat gebruiken ipv de niet helpende gedachte.
(b.v. Ik leer goed, dus er is goede kans op een voldoende.)

Slide 24 - Open vraag

Ademhaling
is heel belangrijk voor concentratie. Als je goed ademhaalt, kun je jezelf ontspannen. Ontspannen is erg belangrijk voor alles wat je doet. Ontspannen aan een proefwerk beginnen zorgt ervoor dat je de vragen veel beter leest en je de antwoorden veel gemakkelijker vindt, mits je de stof natuurlijk geleerd hebt. Je concentreert je dus veel beter op je werk. Dat is ook zo voor het huiswerk. Als je er ontspannen aan begint, ben je veel beter geconcentreerd.

Wanneer je merkt dat je gespannen bent tijdens het maken van je huiswerk of het maken van een toets, is het belangrijk om op je ademhaling te letten. Als je uitademt, ontspan je je spieren. Dan word je vanzelf rustiger.

Slide 25 - Tekstslide

De eenvoudigste techniek: 3 - 4 - 1
● 3 tellen inademen in je buik
● 4 tellen uitademen
● 1 tel wachten en dan weer opnieuw beginnen. 

Bekijk de volgende video:
Neem een diepe zucht!

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Plan je huiswerk en je toetsen
Als je de schoolweek goed gaat plannen geeft dat niet alleen een goed gevoel, het helpt ook om jezelf aan het werk te zetten. Je maakt immers een afspraak met jezelf.

Hier wat nuttige tips:
- vul in het weekend zo veel mogelijk je weekplanner in - houd door de week je agenda bij, de weekplanner is een afgeleide ervan - zorg per dag voor ongeveer 2 uur huiswerk maken/ leren - wees streng voor jezelf: geen smoesjes tijdens huiswerktijden !

- las elke dag een pauzemoment in - zorg voor een rustige leeromgeving : wel of geen muziek?/ mobieltje en games uit of wegleggen





Slide 28 - Tekstslide


- werkplek opruimen - eind van de dag: schooltas met alle nodige boeken en spullen pakken 

Toetsen: verdeel de stof in 3 stukken en plan enkele tijden in - begin 1 week van tevoren met met het eerste derde deel - herhaal het eerste deel en neem het tweede deel erbij en zo voort... - herhaal op gegeven moment vooral de leerstof die je moeilijk vindt/moeilijk kan onthouden





Ik heb het nog nooit gedaan,
dus ik denk
dat ik het kan!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video