food talk

 FOOD TALK
FOOD TALK
Three minutes before we get started.

You will need a PEN!
timer
3:00
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 FOOD TALK
FOOD TALK
Three minutes before we get started.

You will need a PEN!
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden ken je?
food/drinks

Slide 2 - Woordweb

What would you choose for breakfast?
cereal= graanontbijt
sandwich
oatmeal = havermout
fruit

Slide 3 - Poll

What would you choose to drink for breakfast?
milk
water
tea
juice

Slide 4 - Poll

Which fruit do you like best?
strawberries
apple
banana
grapes
other = iets anders

Slide 5 - Poll

Which vegetable do you like best?
beans
broccoli
spinach
cauliflower
other = iets anders

Slide 6 - Poll

What's more important?
tasty food
healthy food

Slide 7 - Poll

Do you know the Dutch word?
Kies het juiste antwoord...

Slide 8 - Tekstslide

dish
A
afwasborstel
B
gerecht
C
afwas
D
bord

Slide 9 - Quizvraag

whipped cream
A
koffiemelk
B
room
C
slagroom
D
boter

Slide 10 - Quizvraag

butcher
A
slager
B
voorgerecht
C
bakker
D
staafmixer

Slide 11 - Quizvraag

cart
A
winkelwagentje
B
menukaart
C
kraampje
D
kaart

Slide 12 - Quizvraag

garlic
A
knoflook
B
gember
C
nootmuskaat
D
zout

Slide 13 - Quizvraag

pork
A
veel
B
varkensvlees
C
pot
D
pollepel

Slide 14 - Quizvraag

dough
A
bakpoeder
B
meel
C
gist
D
deeg

Slide 15 - Quizvraag

porridge
A
pap
B
vla
C
muesli
D
cornflakes

Slide 16 - Quizvraag

cinnamon
A
zoet broodje
B
kaneel
C
sinaasappel
D
ontbijtgranen

Slide 17 - Quizvraag

spring onions
A
pitten
B
spruiten
C
salade
D
lente uitjes

Slide 18 - Quizvraag

dairy
A
druiven
B
kaas
C
zuivel
D
vies

Slide 19 - Quizvraag

cutlery
A
kaasschaaf
B
bestek
C
servetten
D
wisselgeld

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

7

Slide 22 - Video

What is your favourite food?
My favourite food is .....

Slide 23 - Tekstslide

favourite food

Slide 24 - Woordweb

A butcher sells meat.

What does the word 'butcher' mean?
A
Kok
B
Slager
C
Klant
D
Verkoper

Slide 25 - Quizvraag

Bread is cheap in this supermarket.

What does the word 'cheap' mean?

A
Duur
B
Smaakloos
C
Goedkoop
D
Smaakvol

Slide 26 - Quizvraag

Can you hand me the water bottle?

What does the word 'bottle' mean?
A
Fles
B
Kopje
C
Blik
D
Rietje

Slide 27 - Quizvraag

The customer is always right.

What does the word 'customer' mean?
A
Maaltijd
B
Verkoper
C
Taart
D
Klant

Slide 28 - Quizvraag

There were a lot of different types of candy in the shop.

What does the word 'different' mean?
A
Verschillende
B
Zout
C
Walgelijk
D
Zoet

Slide 29 - Quizvraag

I love to cook myself a good meal every day.

What does the word 'cook' mean?
A
Opwarmen
B
Heerlijk
C
Koken
D
Serveren

Slide 30 - Quizvraag

They are going to build a new hotel.

What does the word 'build' mean?
A
Verzamelen
B
Toevoegen
C
Kopen
D
Bouwen

Slide 31 - Quizvraag

The chef is going to quit his job at the restaurant.

What does the word 'quit' mean?
A
Ontslag nemen
B
Toevoegen
C
Aanbieding
D
Serveren

Slide 32 - Quizvraag

We will eat chips today.

What does the word 'chips' mean?
A
Chips
B
Vis
C
Patat/friet
D
Nagerecht

Slide 33 - Quizvraag

My sister always eats vegetarian food.

What does the word 'vegetarian' mean?
A
Vlees
B
Vegetarisch
C
Gezond
D
Ongezond

Slide 34 - Quizvraag

I liked this lesson.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll