Zinsdelen H1 zinsdelen + pv les 3 / start ow les 1

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* uitleg grammatica
* oefeningen
* Socrative



Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* hoe ik zinnen in delen kan hakken.
* de persoonsvorm in een zin vinden en benoemen.
* het onderwerp van een zin vinden en benoemen.

timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* uitleg grammatica
* oefeningen
* Socrative



Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* hoe ik zinnen in delen kan hakken.
* de persoonsvorm in een zin vinden en benoemen.
* het onderwerp van een zin vinden en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf op!
  1. Wat doe je om te bepalen welke woorden een zinsdeel vormen?
  2. Wat is een pv?
  3. Hoe vind je de pv in een zin? Schrijf 3 manieren op.
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden
1. Je zet een woordgroep voor de pv, zo zie je wat bij elkaar hoort.
2. Een werkwoord dat zegt wat het onderwerp van een zin doet.
3. 
- Je maakt de zin vragend; het 1e werkwoord is de pv.
- Je verandert de tijd van de zin; het werkwoord dat verandert is de pv.
- Je verandert het getal van de zin (meervoud / enkelvoud); het werkwoord dat verandert is de pv.

Slide 3 - Tekstslide

Opdrachten §1 pv en zinsdelen
Opdracht 1 t/m 3 bespreken we samen.

Slide 4 - Tekstslide

Opdrachten
Maak opdracht 4 en 5.

Ben je klaar? Maak opdracht 6.
timer
10:00
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Nulmeting
Ga naar gosocrative.com en open het lokaal MEIJERCOMENIUS

naam: H1D + voor- en achternaam

Let op spaties en leestekens; als je die niet goed gebruikt, kan een antwoord fout gerekend worden.

Klaar met de nulmeting: schrijf je score op in je schrift bij het overzicht. 

Keuzemoment:
< 70% luister naar de uitleg en doe mee met de lesopdrachten
70 - 90%: maak opdracht 4 en 5 van §3 onderwerp
> 90%: maak opdracht 6 en 7 (individueel en niet in een tweetal) OF
maak van §3 onderwerp opdracht 1


timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

Het onderwerp (ow)
  • geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
  • is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
  • heeft altijd hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud.
  • begint nooit met een voorzetsel.

Slide 7 - Tekstslide

Het onderwerp (ow) vinden, hoe doe je dat?
1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp.

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.


Slide 8 - Tekstslide

Keuzeopdracht
Kies op basis van jouw score een opdracht.

100% goed? Maak dan een opdracht van de excellente route. Ben je hier ook klaar mee? Dan mag je de nulmeting werkwoordelijk gezegde maken.

< 100% = keuzeopdracht - luisteren naar klassikale uitleg

Slide 9 - Tekstslide

Mijn score bij de nulmeting was ... en ik heb keuzeopdracht ... gemaakt.

Slide 10 - Open vraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 11 - Open vraag

Ik kan het onderwerp van een zin vinden.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 12 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll