week 38 les 1 - STRAATTAAL EN DIALECT

Lezen en werk vorige les afmaken. (20 min)

  • Lezen (10 min)
  • Afmaken + nakijken woordenschat opdrachten H4
    3B/3C Opdracht 3 &4 (of een strip) h/v-boek & 2 t/m 4 v-boek
    3D/3E Opdracht 1 t/m 4 h/v - boek (of i.p.v. opdracht 4 een strip)
    (10   minuten) 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen en werk vorige les afmaken. (20 min)

  • Lezen (10 min)
  • Afmaken + nakijken woordenschat opdrachten H4
    3B/3C Opdracht 3 &4 (of een strip) h/v-boek & 2 t/m 4 v-boek
    3D/3E Opdracht 1 t/m 4 h/v - boek (of i.p.v. opdracht 4 een strip)
    (10   minuten) 

Slide 1 - Tekstslide

STRAATTAAL & DIALECT

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
  • Lesdoel
  • Achtergrond en het ontstaan van talen en dialecten
  • Kennis testen
  • Opdracht maken 
  • Evaluatie / start modules workbook

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect  met    elkaar te maken hebben.
  • Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
  • Je vergroot je kennis over straattaal  en dialect.

Slide 4 - Tekstslide

De Nederlandse taal(vormen)

Nederlandse taal -> ook wel standaardtaal of algemene omgangstaal.
Er zijn allerlei dialectvormen en jongerentaal -> straattaal.
Talen veranderen continu door de creativiteit van mensen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij een taalvorm (waarom spreek je ABN, dialect of een jongerentaal)?
  • Het bepalen van de betekenis.
  • Wat is de bedoeling van de spreker?
  • Kennis van de wereld.
  • De inhoud, wat wil je vertellen.
  • De sociale relaties tussen taalgebruikers.
  • Passend bij sociale omstandigheden. 

Slide 7 - Tekstslide

Achtergrond
Wikipedia:
Straattaal, een vorm van jongerentaal, is de mengtaal die jongeren van verschillende culturele en sociale achtergronden in het dagelijks leven spreken op school en op straat, naast de standaardtaal van het land waar ze wonen. Straattaal is aan het eind van de 20e eeuw ontstaan .

Eenvoudig uitgelegd:
Straattaal is een zelfgemaakte taal vol afkortingen in sms- en apptaal, schunnige woorden uit de hiphop en leentermen uit het Marokkaans, Turks, Engels en Surinaams. In Nederland is de basistaal Nederlands. Er wordt gespeeld met lidwoorden, toon, tempo en volume. 


Slide 8 - Tekstslide

Schrijf in je schrift de straattaal die je hoort.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welke straattaal heb
je gehoord? (Incl. betekenis)

Slide 11 - Woordweb

Waarom spreken jongeren straattaal?
  • Het is een codetaal.     
  • Het zorgt voor verbondenheid, maar kan ook mensen uitsluiten.
  • Je toont bij welke groep je sociaal en geografisch hoort.
  • Leuke manier om met taal te spelen-> straattaal kent geen regels ->       heeft een hoog 'do it yourself' gehalte.
  • Boodschap hoeft niet letterlijk onder woorden                                                 gebracht te worden -> én toch is het verband/                                                       de relatie helder.

Slide 12 - Tekstslide

   Achtergrond 
Wikipedia:
Dialect is in de taalkunde de benaming voor een talige variëteit die niet als standaardtaal geldt.
Nederlandse dialecten zijn nauw verwant aan de Nederlandse taal  -> in hetzelfde taalgebied als het Standaardnederlands  gesproken. Vaak weer onderverdeeld in regiolecten en stadsdialecten.

Eenvoudig uitgelegd:
Dialect is een taal op zich: met een eigen woordenschat, klanken en grammatica.                 
Een dialect kan voor vooroordelen zorgen ('dom', maar gezellig) en kan minder kansen geven bij  bijv. sollicitaties. Een dialect kan soms lastig verstaanbaar zijn voor iemand die het dialect niet spreekt of kent.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Weetjes over het Twentse dialect
  • Dialect van het Nedersaksisch.
  • Ongeveer 62% van de Twentse bevolking spreekt dagelijks Twents. 
  • In de bouw, de zorg en agrarische sector is het Twents de hoofdtaal. 
  • Er is niet één 'echte Twentse taal', meer veel verschillen per regio;  bijv. deerntje, maagie, wichie -> meisje.

Slide 15 - Tekstslide

Overeenkomsten straattaal & dialect(en)

  • Beide zijn varianten binnen het standaard Nederlands.
  • Wordt naast het Nederlands gebruikt -> dus ook taalvaardig in het Nederlands.
  • Beide zijn een typische 'in-group' spreekstijl' -> onderling kunnen ze elkaar goed verstaan.
  • Verschillen in regio's of groepen -> veel variatie en verandering.
  • Associatie met individuen of groepen met een lage sociale status.
  • Verbondenheid en groepsgevoel.
  • Stoerheid (straattaal) & gezelligheid (dialecten).
  • Kan nadelig zijn voor een succesvolle maatschappelijke carrière -> niet algemeen geaccepteerde norm.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wanneer is straattaal ontstaan?
A
Eind 20e eeuw
B
Eind 19e eeuw
C
Begin van het jaar 2000

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn eigenschappen van een dialect?
A
Het wordt op school geleerd.
B
De spelling en grammatica zijn niet vastgelegd.
C
De woordbetekenissen zijn vastgelegd.
D
Maakt deel uit van het culturele erfgoed van een bepaalde regio.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe komt het dat veel jongeren naast de Nederlandse taal ook straattaal spreken?
A
Het wordt gebruikt in songteksten.
B
Jongeren willen graag bij een bepaalde groep horen.
C
Jongeren die straattaal spreken zijn vaak tweetalig opgevoed en leren dit thuis.

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent:
Doe hènig an!
A
Doe goed je best!
B
Doe voorzichtig!
C
Doe rustig aan!

Slide 21 - Quizvraag

Uit welke taal komt het woord 'Doekoe'?
A
Antiliaans
B
Surinaams
C
Marrokaans
D
Turks

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'kats'
A
Helemaal
B
Een kater hebben.
C
Onaardig
D
Op het punt staan jonge katjes te krijgen.

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent dr'en?
A
Erg vinden
B
Iemand pesten
C
Rustig doen
D
Hard wegrennen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Wat vind jij van mensen die het spreken van dialecten niet accepteren?
A
Ik vind ook dat alleen het standaard Nederlands gesproken mag worden.
B
Ik vind dat het afhankelijk is van het accent.
C
Ik vind dat het afhangt van de situatie.
D
Ik vind dat iedereen een dialect mag spreken.

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Opdracht 

Schrijf de tekst van de volgende slide in het standaard Nederlands. 

Dit is tevens huiswerk voor de volgende keer!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Als je het even niet weet

Straattaal is bijna overal te horen tegenwoordig. 
Op straat, op school, radio en TV, in commercials en in talloze Nederlandse rapnummers. Straattaal is een onderdeel geworden van de maatschappij. 
Weet je de betekenis van straattaalwoorden niet? Het straatwoordenboek kan je helpen. Er staan 8889 termen inclusief betekenis in de database, en dit aantal groeit iedere dag! 
https://straatwoordenboek.nl/


Slide 30 - Tekstslide

Straattaal & dialect in muziek


'Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is'.

'Kom uit het land waar je doorheen rijdt in drie uurtjes, met een ander dialect elke tien minuutjes' (Lange Frans & Baas B.).


In muziek en ook in gedichten worden teksten die in het dialect of in straattaal geschreven zijn regelmatig hits of bestsellers. Dit wordt dus wel volledig omarmd en geaccepteerd. 
Een voorbeeld hiervan is een oude hit van Twarres: 'Ik sjoch dei'.



Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Evaluatie




Korte terugblik




Huiswerk: Maken modules H4 taalbeschouwing
3B/3C ook de vwo modules. 
3D/3E vwo-modules niet.
   

Slide 33 - Tekstslide