TL 2 - §2.5

§2.5 
Veranderingen in Nederlandse steden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§2.5 
Veranderingen in Nederlandse steden

Slide 1 - Tekstslide

stadscentrum
19e eeuwse wijken
Hoogbouw
VINEX wijk
Laagbouw

Slide 2 - Sleepvraag

Oudst
voor 1900
1960-1970
1970-1980
Vanaf 1990
Stadscentrum
VINEX wijken
Hoogbouw
Laagbouw
19e eeuws wijken

Slide 3 - Sleepvraag

Verhuizen naar de stad
= urbanisatie
Door de industriële revolutie: 

- Steeds minder werk op het platteland. (want machines konden het werk doen)

- Steeds meer werk in de stad.
(want er kwamen allemaal fabrieken)

Slide 4 - Tekstslide

Mensen gingen naar de stad verhuizen om in fabrieken te werken. Welke woorden passen bij de wijken die toen gebouwd werden?
A
Weinig groen, hoge woningdichtheid
B
Flats, hoge woningdichtheid
C
VINEX wijk, lage woningdichtheid
D
Flats, lage woningdichtheid

Slide 5 - Quizvraag

Na 1960
Suburbanisatie
Mensen verhuizen de stad uit

Slide 6 - Tekstslide

Redenen van suburbanisatie:
Mensen waren rijker, ze kochten een auto. 

Ze verhuisden naar suburbs, omdat: 

  • Het was daar rustiger
  • Ze konden daar een huis met een tuin kopen.
  • Het was schoner.
  • Kinderen konden daar makkelijker buiten spelen.
  • Er was veel meer ruimte 

Slide 7 - Tekstslide

Welke uitspraak is juist?
A
Vooral rijke mensen trokken de stad uit
B
Vooral arme mensen trokken de stad uit

Slide 8 - Quizvraag

Er ontstaan probleemwijken. Hier wonen vaak vooral arme mensen. Op andere plekken wonen heel rijke mensen. Welk begrip past hierbij?
A
Suburbs
B
Krottenwijk
C
CBD
D
Segregatie

Slide 9 - Quizvraag

Renovatie
Opknappen van woningen. Bijvoorbeeld:

Dubbelglas
Isoleren
Nieuwe keukens

Slide 10 - Tekstslide

Herstructurering
Oude woningen slopen, nieuwe terugbouwen

Slide 11 - Tekstslide

De rest van de les:
- Afmaken opdrachten van §2.5, behalve opdracht 1b. 
- Oefenen met topografie
- Oefenen met quizlet begrippen (zie Magister studiewijzer)

Eind van de les: aantal quizvragen.

Slide 12 - Tekstslide

Londen
Lissabon
Dublin
Madrid
A
B
C
D

Slide 13 - Sleepvraag

Praag
Warschau
Boedapest
Bern
A
B
C
D

Slide 14 - Sleepvraag

Kopenhagen
Ljublijana
Zagreb
Bratislava
A
B
C
D

Slide 15 - Sleepvraag

Welk woord hoort er niet bij?

Krottenwijk - randzone - CBD
A
Krottenwijk
B
Randzone
C
CBD

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?

Urbanisatie - Verstedelijking - Suburbanisatie
A
Urbanisatie
B
Verstedelijking
C
Suburbanisatie

Slide 17 - Quizvraag

Renovatie =?
A
Slopen en nieuw huis bouwen
B
Huizen weer zo maken als vroeger
C
Opknappen van huizen
D
Oplossen van segregatie

Slide 18 - Quizvraag

Bij welk antwoord staan twee woorden die bij suburbs horen?
A
hoogbouw en files
B
laagbouw en files
C
hoogbouw en veel groen
D
laagbouw en 19e eeuwse wijk

Slide 19 - Quizvraag