1.3 Lezen les 2

Voordat we beginnen
  • Goedemorgen

  • Mobiel in telefoontas
  • Boek en etui op tafel

  • Geen IPad nodig
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voordat we beginnen
  • Goedemorgen

  • Mobiel in telefoontas
  • Boek en etui op tafel

  • Geen IPad nodig

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Kort bespreken huiswerk
  • Vervolg paragraaf Lezen
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

1.3 Lezen
Leerdoelen
In deze paragraaf herhaal je:
• de manieren van lezen: nauwkeurig lezen en verkennend lezen;
• hoe je het onderwerp en deelonderwerp van een tekst vindt;
• de Moeilijke-woordenwijzer;
• de signaalwoorden die een opsomming, tegenstelling en tijdsvolgorde aangeven.

In deze paragraaf leer je:
• de manieren van lezen: zoekend lezen en studerend lezen.

Slide 3 - Tekstslide

1.3 Lezen
Leerdoel vandaag 

  • Het gebruiken van de Moeilijke-woordenwijzer 
  • Herhalen van signaalwoorden 

Slide 4 - Tekstslide

1.3 Even wat vragen over lezen
Steek je vinger op wanneer je het antwoord wil zeggen.

Slide 5 - Tekstslide

1.3 Vraag
Welke vier manieren van lezen ken je?

Slide 6 - Tekstslide

1.3 Antwoord
Welke vier manieren van lezen ken je?

  • Verkennend-, Nauwkeurig-, Zoekend- en Studerend- lezen

Slide 7 - Tekstslide

1.3 Vraag
Wat is het verschil tussen
nauwkeurig lezen en studerend lezen?

Slide 8 - Tekstslide

1.3 Antwoord
Wat is het verschil tussen
nauwkeurig lezen en studerend lezen?

  • Nauwkeurig lezen doe je om de tekst te begrijpen
    Studerend lezen doe je om de tekst (woorden) te onthouden

Slide 9 - Tekstslide

1.3 Vraag
Wat is een deelonderwerp?

Slide 10 - Tekstslide

1.3 Antwoord
Wat is een deelonderwerp?

  • dat is een tekstgedeelte dat een deel van de tekst behandelt.

Slide 11 - Tekstslide

1.3 Lezen
Huiswerk bespreken
Opgave 4, 5, 6, 7 en 8 blz. 27 t/m 30

Slide 12 - Tekstslide

1.3 Lezen
Leertekst: Moeilijke-woordenwijzer 
Soms kom je in een tekst woorden tegen die je niet kent. Stop dan niet met lezen, maar gebruik eerst de Moeilijke-woordenwijzer.
 
1. Is het woord belangrijk om de tekst te begrijpen?     
   Nee? Lees dan verder.
2 Ja? Zoek uitleg van het woord ergens in de tekst. Die uitleg kan zijn:
   - een synoniem van het woord;
   - een voorbeeld bij het woord;
   - een omschrijving van het woord.
3 Staat er geen uitleg? Kijk dan of je een deel van het woord herkent.
    Of probeer de betekenis van het woord te raden.
4 Lukt het nog niet?
    Zoek dan de betekenis op in een woordenboek of vraag het
    aan iemand.

Slide 13 - Tekstslide

Moeilijke-woordenwijzer

Slide 14 - Tekstslide

1.3 Lezen - zelfstandig werken
- Maak de opgave 9 en 11 op blz. 31
- Bestudeer de leertekst over signaalwoorden (blz, 32)
- Maak de opgave 12 op blz. 32)

timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

1.3 Lezen - zelfstandig werken
- Bespreken antwoorden opgave 9, 11 en 12

Slide 16 - Tekstslide

1.3 Lezen
Leertekst: signaalwoorden 1: opsomming, tijdsvolgorde en tegenstelling 
Een signaalwoord geeft een tekstverband aan. Dat kan een verband zijn tussen woorden, zinnen of alinea’s. In leerjaar 1 heb je de deze signaalwoorden geleerd:
                                
 
 
.
 
 
 
 
tekstverband 
signaalwoorden 
  voorbeelden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, zowel ... als, ten slotte
Ria houdt van kegelen. Ze houdt ook van Pierre
tijdsvolgorde
eerst, later, voor het eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna, vervolgens, ten slotte
Max drinkt altijd Rivella voordat hij sport.
tegenstelling
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel
Geert rijdt paard, maar hij valt er steeds af.

Slide 17 - Tekstslide

1.3 Even wat vragen over signaalwoorden
Steek je vinger op wanneer je het antwoord wil zeggen.

Slide 18 - Tekstslide

1.3 Vraag signaalwoorden
Welk signaalwoord zie je in de tekst hieronder, en wat voor signaalwoord is het?(opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling)
  • Ik doe mijn huiswerk terwijl mijn moeder beneden in de keuken staat te koken.

Slide 19 - Tekstslide

1.3 Antwoord signaalwoorden
Welk signaalwoord zie je in de tekst hieronder, en wat voor signaalwoord is het?(opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling)
  • Ik doe mijn huiswerk terwijl mijn moeder beneden in de keuken staat te koken.
  • het geeft een tijdsvolgorde aan

Slide 20 - Tekstslide

1.3 Vraag signaalwoorden
Welk signaalwoord zie je in de tekst hieronder, en wat voor signaalwoord is het?(opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling)
  • Zowel mijn broer als mijn zus zijn geselecteerd voor het Nederlands kampioenschap zwemmen.

Slide 21 - Tekstslide

1.3 Antwoord signaalwoorden
Welk signaalwoord zie je in de tekst hieronder, en wat voor signaalwoord is het?(opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling)
  • Zowel mijn broer als mijn zus zijn geselecteerd voor het Nederlands kampioenschap zwemmen.
  • het geeft een opsomming aan

Slide 22 - Tekstslide

1.3 Vraag signaalwoorden
Welk signaalwoord zie je in de tekst hieronder, en wat voor signaalwoord is het?(opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling)
  • Ik was de beste in mijn team, toch werd ik niet geselecteerd voor de selectie!

Slide 23 - Tekstslide

1.3 Antwoord signaalwoorden
Welk signaalwoord zie je in de tekst hieronder, en wat voor signaalwoord is het?(opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling)
  • Ik was de beste in mijn team, toch werd ik niet geselecteerd voor de selectie!
  • het geeft een tegenstelling aan

Slide 24 - Tekstslide

1.3 Lezen - zelfstandig werken
Zelfstandig maken
Opgave 13 t/m 19 
Let daarbij op dat je de hele vraag goed leest.
Vraag 13a doen we eerst even samen.

Slide 25 - Tekstslide

1.3 Lezen
Leerdoel vandaag 

  • Herhalen en oefenen van signaalwoorden 

Slide 26 - Tekstslide

1.3 Lezen - zelfstandig werken
- Maak de opgave 13 en 14  op blz. 33


Slide 27 - Tekstslide

1.3 Lezen
Leertekst: signaalwoorden 1: opsomming, tijdsvolgorde en tegenstelling 
Een signaalwoord geeft een tekstverband aan. Dat kan een verband zijn tussen woorden, zinnen of alinea’s. In leerjaar 1 heb je de deze signaalwoorden geleerd:
                                
 
 
.
 
 
 
 
tekstverband 
signaalwoorden 
  voorbeelden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, zowel ... als, ten slotte
Ria houdt van kegelen. Ze houdt ook van Pierre
tijdsvolgorde
eerst, later, voor het eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna, vervolgens, ten slotte
Max drinkt altijd Rivella voordat hij sport.
tegenstelling
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel
Geert rijdt paard, maar hij valt er steeds af.

Slide 28 - Tekstslide

Een klein voorbeeld
Kijk even naar de tekst die komt.

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 29 - Tekstslide

De Afrikaanse olifant?
Olifanten tellen
In het zuiden van Afrika leven heel veel olifanten. Hoeveel en hoe gaat het met ze? Dat is nu bekend. Want die dieren zijn geteld. 
Deze landen wilden graag weten hoeveel olifanten er leven. Maar hoe tel je olifanten in vijf landen? Dat is niet zo makkelijk. 
Niet goed, wel beter.
Deze landen wilden graag weten hoeveel olifanten er leven. Maar hoe tel je olifanten in vijf landen? Dat is niet zo makkelijk. Want het gaat om een heel groot gebied.
bron: rtl4.nl

Slide 30 - Tekstslide

Nog een kleine oefening
  • Wat  zou in de tekst van de Afikaanse olifant het deelonderwerp van de alinea met de tussenkop

    'Niet goed, wel beter' zijn ?

  • Of dit antwoord klopt weet je pas wanneer je de tekst nauwkeurig leest.

Slide 31 - Tekstslide

1.3 Lezen
Zelfstandig aan de slag
Opgave 7, 8, 9, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18 blz. 29 t/m 35

Slide 32 - Tekstslide

1.3 Lezen
Leerdoel vandaag 

• vier manieren leren om een tekst te lezen:   
  verkennend, nauwkeurig, zoekend en studerend lezen
• Onderwerp en deelonderwerp vinden in een tekst

Slide 33 - Tekstslide