3: onderwerp

lidwoord en zelfstandig naamwoord
Ik kan het onderwerp bepalen van een zin
Ik weet wat de relatie is tussen het onderwerp en de persoonsvorm van een zin
Onderwerp
Nederlands
Cursus 5 paragraaf 3 
Opdracht 1, 3, 4
Klaar? Opdr. 6 en 7 (A= makkelijk, B= normaal, C=moeilijk)

Hebben we alle doelen behaald?
Geen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lidwoord en zelfstandig naamwoord
Ik kan het onderwerp bepalen van een zin
Ik weet wat de relatie is tussen het onderwerp en de persoonsvorm van een zin
Onderwerp
Nederlands
Cursus 5 paragraaf 3 
Opdracht 1, 3, 4
Klaar? Opdr. 6 en 7 (A= makkelijk, B= normaal, C=moeilijk)

Hebben we alle doelen behaald?
Geen

Slide 1 - Tekstslide

Leesboek
Die heb je als het goed is bij je!


De lesstart met 10 minuten lezen in stilte! 
De docent roept je en dan neem je je boek mee naar de docent om de titel te noteren!
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

Ik kan het onderwerp bepalen van een zin
Ik weet wat de relatie is tussen het onderwerp en de persoonsvorm van een zin

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp van een zin vinden
Onderwerp van een zin: wie of wat +pv?

Relatie tot persoonsvorm?

Verschil met onderwerp van een tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
door de zin vragend te maken?
B
Wie of wat + pv?’
C
Wie of wat + onderwerp + pv?’

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
De allerleukste lessen krijg je op deze school.
A
De allerleukste lessen
B
krijg
C
je
D
op deze school

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Afgelopen week hebben de leerlingen hun opdracht ingeleverd.
A
Afgelopen week
B
hebben
C
de leerlingen
D
hun opdracht

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Zijn zij hun lunch vergeten?
A
Zijn
B
zij
C
hun lunch
D
vergeten

Slide 10 - Quizvraag

Aan het werk

Cursus 5 paragraaf 3 blz. 208-209
Opdracht 1, 3, 4

Klaar? 
Opdr. 5
timer
14:00

Slide 11 - Tekstslide

Evaluatie lesdoelen

Ik kan het onderwerp bepalen van een zin
Ik weet wat de relatie is tussen het onderwerp en de persoonsvorm van een zin

Slide 12 - Tekstslide

Vragen?

Slide 13 - Tekstslide