Paragraaf 2.1 Het skelet

Startopdracht
Probeer het skelet zo goed 
mogelijk te tekenen in een leuke positie. Denk eraan dat je alle
botten tekent! (Gebruik je boek)

Later gaan we de botten 
benoemen.

Mag in tweetallen!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Probeer het skelet zo goed 
mogelijk te tekenen in een leuke positie. Denk eraan dat je alle
botten tekent! (Gebruik je boek)

Later gaan we de botten 
benoemen.

Mag in tweetallen!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Start H2: teken een skelet.
  • Verder met verslag! 

Slide 2 - Tekstslide

2.1 Het skelet

Slide 3 - Tekstslide

Planning
  • Toets bespreken
  • Uitleg over 2.1
  • Skelet invullen
  • Opdrachten maken 

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les
Je kunt:
  • de botten van het skelet aanwijzen en benoemen.
  • de groepen wervels aanwijzen en benoemen van een wervelkolom.
  • de botten van de hand en voet aanwijzen en benoemen.
  • de 4 taken en functies omschrijven van het skelet.

Slide 5 - Tekstslide

Het skelet
  • Je hebt 206 botten / beenderen
  • De botten in je hoofd vormen je schedel.
  • Je schedel staat op je wervelkolom (dubbele s vorm)

  • Je borstkas bestaat uit je ribben, een deel van de wervelkolom en je borstbeen.
  • De wervelkolom zit aan je heupbeenderen vast. Die horen bij je heupen of bekken.
  • Je armen en benen noem je ledematen.



Slide 6 - Tekstslide

Het skelet
het skelet heeft 4 taken:
  • stevigheid
  • vorm
  • kwetsbare organen beschermen
  • beweging mogelijk maken



Slide 7 - Tekstslide

Wervelkolom
  • Ribben zitten vast aan de borstwervels.
  • Heiligbeen en staartbeen zijn vergroeid.
  • Heiligbeen zit vast aan heupbeenderen.

                         

Slide 8 - Tekstslide

Opvangen van schokken
Om de schokken van lopen rennen en springen op te vangen heeft je wervelkolom 2 mechanismes:
  1. Dubbele S vorm
  2. Tussenwervelschijven van kraakbeen

Slide 9 - Tekstslide

Wervels
Wervel bestaat uit:
  • wervellichaam: geeft stevigheid aan wervelkolom.
  • wervelgat: hierin ligt het ruggenmerg met zenuwen en zenuwcellen.
  •  uitsteeksels

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
Schedel en ledematen en armen
B
Romp, ledematen en armen en benen
C
Schedel, romp, ledematen
D
Schedel, romp, ledematen en armen en benen

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de goede volgorgde, van boven naar beneden (1 is boven)
1
2
3
4
borstwervel
heiligbeen
halswervel
lendenwervel

Slide 13 - Sleepvraag


Hoe noemen we nummers 1 en 2?
1
2
A
1 = schouderblad 2 = ribben
B
1 = sleutelbeen 2 = schouderblad
C
1 = schouderblad 2 = sleutelbeen
D
1 = ribben 2 = sleutelbeen

Slide 14 - Quizvraag

Opdrachten
Maak opdrachten 1 t/m 9 (blz. 69 werkboek) 
(eerst 5 min. in stilte)

Schrijf in je planner:
Opdracht 1 t/m 18 van 2.1 
A1b op donderdag 16/11
A1c op vrijdag 17/11
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Welkom
Pak je boek en een potlood alvast!

Slide 16 - Tekstslide

Deze les
  • Startopdracht: skelet
  • Wat weten jullie nog?
  • Uitleg 2.1 deel 2
  • Opdrachten maken 

Slide 17 - Tekstslide

Startopdracht
Schrijf de namen bij je skelet!
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 19 - Quizvraag

Succes !
opperarmbeen
teenkootje
dijbeen
sleutelbeen
schedel
heupbeen
kuitbeen

Slide 20 - Sleepvraag

Welke vorm heeft de wervelkolom?
A
S-vorm
B
Dubbele e-vorm
C
Dubbele s-vorm
D
E-vorm

Slide 21 - Quizvraag

Welk bot is in het plaatje
te zien?
A
Scheenbeen
B
Schouderblad
C
Schedel
D
Opperarmbeen

Slide 22 - Quizvraag

Wat zit er tussen de wervels?
A
Kraakbeen
B
Botten
C
Niks

Slide 23 - Quizvraag

Bouw van botten
Botten bestaan uit:
  • Beenweefsel: bestaat uit beencellen.
  • Bloedvaatjes en zenuwen
  • Beenmerg: midden in holle ruimte.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Hoe zijn botten gebouwd?
Beencellen maken stof met veel kalk en weinig lijmstof, die stof ligt tussen de cellen. Erg stevig.

Kraakbeenweefsel (buigzaam) bestaat uit kraakbeencellen. Tussencelstof met veel lijmstof en weinig kalk
Waar in je lichaam zit kraakbeen?

Slide 26 - Tekstslide

Verbening
Skelet van baby bestaat bijna helemaal 
uit kraakbeen: erg buigzaam, maar minder 
stevig.

Het kraakbeen verandert in been: verbening.
In de groeischijven blijft langer kraakbeen zitten. Die 
groeischijven zorgen voor de lengtegroei van de 
pijpbeenderen. Uiteindelijk verbenen die ook.

Slide 27 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maak opdracht 1 t/m 18 van 2.1

Schrijf op in je planner voor:
A1b: dinsdag 21/11
A1c: vrijdag 17/11

Nog niet klaar t/m 12? Deel het dan op in twee momenten in je planner.

Slide 28 - Tekstslide