Herhaling

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Klimaten en landschappen

Herhaling

Vandaag

Herhalen: wat hebben we voor de vakantie gedaan?

Maken: 'oefentoets'

Hoofdstuk 6

We hebben besproken:

- welke klimaten er voorkomen in Europa

- waar die klimaten voorkomen

- en waarom daar

Warm en koud

Europa ligt in drie luchtstreken:

Subtropen, gematigde zone, poolstreek

De breedteligging is een temperatuurfactor.

Welke temperatuurfactor maakt dat Nederland koele zomers en zachte winters heeft?

Ligging aan zee heeft een matigende invloed. In Nederland bv. door de warme Golfstroom.

Veel invloed van zee = een zeeklimaat.

Bij welk klimaat hoort deze diagram?

1. Zeeklimaat
2. Middellandse Zeeklimaat
3. Droog klimaat
4. Landklimaat

Koud in de winter, warm in de zomer, want geen matigende invloed van zee: een landklimaat.

Nat en droog

Waar ergens neerslag valt is ook afhankelijk van factoren.

Een gebergte heeft invloed op zowel temperatuur als neerslag; het is vaak een klimaatscheiding.

Ligt de Noorse plaats Bergen aan de loef- of lijzijde van het Scandinavische Hoogland?

1. Loefzijde
2. Lijzijde

Loef is droef, lij is blij.

Aan de loefzijde van de berg valt veel neerslag.

Aan de lijzijde is het vaak droog; het ligt in de regenschaduw.

Welk klimaat wordt met de kleur roze aangegeven?

1. Landklimaat
2. Poolklimaat
3. Hooggebergteklimaat
4. Droog klimaat

Hoog in de bergen vind je het hooggebergteklimaat.

Op hoge breedte vind je een ander koud klimaat: het toendraklimaat.