A3C week 41 - werkwoorden en voca

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

A3C week 41 - werkwoorden en voca

Jij bent

Wij zijn

Ik neem

Wij nemen

Jullie doen/maken

Zij (m) doen/maken

Zij (v) hebben

Zij gaat

U gaat

Avoir (hebben)

Ik heb - j'ai

Jij hebt - tu as

Hij/zij/men heeft - il/elle/on a

Wij hebben - nous avons

Jullie hebben/u heeft - vous avez

Zij hebben - ils/elles ont

Etre (zijn)

Ik ben - je suis

Jij bent - tu es 

Hij/zij/men is - il/elle/on est

Wij zijn - nous sommes

Jullie zijn/u bent - vous êtes

Zij zijn - ils/elles sont

Faire (maken/doen)

Ik maak - je fais

Jij maakt - tu fais

Hij/zij/men maakt - il/elle/on fait

Wij maken - nous faisons

Jullie maken/u maakt - vous faites

Zij maken - ils/elles font 

Aller (gaan)

Ik ga - je vais

Jij gaat - tu vas

Hij/zij/men gaat - il/elle/on va

Wij gaan - nous allons

Jullie gaan/u gaat - vous allez

Zij gaan - ils/elles vont

Prendre (nemen)

Ik neem - je prends

Jij neemt - tu prends

Hij/zij/men neemt - il/elle/on prend

Wij nemen- nous prenons

Jullie nemen/u neemt- vous prenez

Zij nemen- ils/elles prennent 

Voca overhoren

De mensen

1. Les gens
2. Les potes

Jammer genoeg

1. Malheureusement
2. C'est dommage

Ouderwets

1. Branché(e)
2. Démodé(e)

Het beroep

1. Le métier
2. L'entreprise

Ajouter

1. Toevoegen
2. Achterlaten

Je deviens

1. Ik word
2. Ik heb zojuist

Environ

1. Ongeveer
2. Sinds