F LIRE - Chapitre 1 - page 43

LESDOEL;

- teksten bij vakantiefoto's begrijpen
- woorden kennen die te maken hebben met familie

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LESDOEL;

- teksten bij vakantiefoto's begrijpen
- woorden kennen die te maken hebben met familie

Slide 1 - Tekstslide

F lire
Page 42

LES PHOTOS DE VACANCES

Slide 2 - Tekstslide

Exercice 23a
colorie = kleur

Slide 3 - Tekstslide

Exercice 23a
la plage / l'âge / la sœur / les vacances / le camping
/ la tente / le portable  

Exercice 23b
2 les Alpes
3 Paris

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Exercice 24a
1 vakantiefoto’s
2 jongens en meisjes.
3 een persoon
Exercice 24b
1 Fabio
2 Sarah
3 Ronan
4 Camille
5 Camille
6 Fabio


Exercice 24c
Réponse type: Zinnen die waar zijn:
Sanda is 13 jaar.
Sanda woont in Roemenië.
Sanda is op vakantie bij Camille.
Sanda blijft drie weken.
Sanda heeft ook een ‘vakantiebroertje’, Loïc.

Zin die niet waar is: Eigen antwoord.
24e ......

Slide 6 - Tekstslide

Ma famille
mon père
ma soeur
mon grand-père paternel
mon oncle
ma grand-mère maternelle
ma cousine
ma mère
mon grand-père maternel
ma grand-mère paternelle
mes grands parents paternels
mes grands parents maternels
mon frère
ma tante
ma tante
mes parents

Slide 7 - Sleepvraag

Exercice 25
a) Stamboom met bovenaan 1 opa (Jacques) en 2 oma (Bernadette).
Zij hebben drie dochters 3 (Francine), 4 (Virginie), 5 (Sandrine), één (Sandrine) ervan heeft een  man 6 (Jean)
De dochter met man heeft drie kinderen: 10 een klein jongetje (Léo) en 9 een
grote jongen (13 jaar) (Martin) .
Eén van de tantes heeft twee kinderen: 7 een jongen (Marius) en 8 een meisje (Juliette).

Slide 8 - Tekstslide

Exercice 25b
1 oom
2 de nichtjes
3 de grootouders
4 een broer
5 een zus
6 mijn vader

Slide 9 - Tekstslide

Exercice 26a
1 J’ai treize ans.
2 J’ai un petit frère, Loïc.
3 J’ai une sœur, Sanda.

Exercice 26b
1 Réponse type: J’ai douze ans. / J’ai treize ans. 
2 Réponse type: J’ai un frère, … / J’ai deux frères. / J’ai trois frères. / Non.
3 Réponse type: J’ai une sœur, … / J’ai deux sœurs. / J’ai trois sœurs. / Non.


Slide 10 - Tekstslide

G phrases-clés

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link