Woensdag 23 juni

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Woensdag 23 juni 2021

09.00 - 09.15 uur Inloop	13.00 - 13.30 uur Spreekbeurt Hamid
09.15 - 10.15 uur Sport	13.30 - 14.30 uur Rekenen
10.15 - 10.30 uur Pauze	14.30 - 15.00 uur Luisteren
10.30 - 11.00 uur Spreekbeurt G-Lexean
11.00 - 12.00 uur Burgerschap
12.00 - 12.30 uur Woordenschat Woorden thema 21 Vakantie
12.30 - 13.00 uur Pauze

Spreekbeurt

Afspraken rondom de spreekbeurt

Je hebt respect voor de leerling die de spreekbeurt geeft.

Dit betekent:

• je luistert naar het verhaal;
• je stelt goede vragen;
• je praat niet door de spreekbeurt heen;

Burgerschap

We leren over Nederlanders op vakantie.

We lezen een reisblog.

We leren plaatsnamen.

Wat vinden jongeren belangrijk als ze op vakantie zijn? Noem drie dingen.

Noem drie redenen waarom Nederlanders graag op vakantie naar Frankrijk gaan.

Als Nederlanders niet op vakantie gaan, waarom doen ze dat dan niet?

Lees de blog Montenegro: onbekend maar ontzettend leuk nog een keer. Bedenk daarna kopjes bij de vakantiedagen van Evi. Bij Dag 1 past bijvoorbeeld: Aankomst in Budva.

Woordenschat

Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

de plek

(zelfstandig naamwoord (znw)

• 1. de plaats, de ruimte
  
• waar je bent, zit of staat, waar je iets doet, waar je naar toe gaat
• 2. een wond(je) op je lichaam
• zin 1: Mijn oma heeft een vaste plek op de bank.
• zin 1: Het Nederlandse voetbalteam staat op de eerste plek.
• zin 2: De plek op mijn arm doet pijn.

ongemakkelijk

(bijvoeglijk naamwoord (bvn)

• gevoel/sfeer die niet prettig is/niet fijn/niet oké 
• let op! gemakkelijk betekent: 'iets dat je niet moeilijk vindt,            (heeft niet te maken met  prettig, fijn) 
• zin: Al die ruzies in de klas voelen heel ongemakkelijk.
• zin: Ik ben bang dat ze mij niet aardig vinden, ik voel mij daarbij ongemakkelijk.

de weekendtas

(zelfstandig naamwoord znw)

• een grote tas die je meeneemt als je een paar dagen weggaat. Niet alleen voor zaterdag en zondag (het weekend)
• met daarin: kleding, toiletspullen, oplader, ........,..........
• geen koffer
• zin: Ik ga een paar dagen logeren bij mijn familie, ik heb een weekendtas nodig.     

voorbereiden

(scheidbaar werkwoord)

• zorgen dat je van te voren regelt wat nodig is om iets wat gebeuren moet
• synoniem: van te voren (vooraf) regelen
• werkwoord: ik bereid voor, ik bereidde voor, ik heb voorbereid 
• zin: Ik heb de vakantie goed voorbereid, nu kan ik rustig vertrekken.
• zin: Ik bereid mijn toets goed voor, dan moet het goed gaan!

vanzelf

• uit zichzelf, moeiteloos, automatisch
• zonder er iets voor te doen, het gebeurt zomaar
• geen invloed/geen hulp van buitenaf
• zin: Het boek viel vanzelf uit de kast, ik weet niet hoe het komt.
  
• zin: Een taal leren gaat niet vanzelf.

Doordat ik was gevallen had ik een pijnlijke ............op mijn been.

Maak één zin met het woord
ongemakkelijk

Waar zie je
de weekendtas?

1. 
2. 
3. 
4. 

Voorbereiden betekent dat je

1. je zaken vergeten bent.
2. je zaken goed vooraf regelt.
3. dat je het eten bereidt.
4. je zaken te laat regelt.

Maak één zin met het woord
vanzelf

opdracht: raad het woord

• Kies allemaal een woord van de lijst: in je hoofd, stil!
• Als je naam op het rad tevoorschijn komt noem je de betekenis van jouw woord.
• Wie weet als eerste het juiste woord?    

Pauze

    Pauze 

Spreekbeurt

Afspraken rondom de spreekbeurt

Je hebt respect voor de leerling die de spreekbeurt geeft.

Dit betekent:

• je luistert naar het verhaal;
• je stelt goede vragen;
• je praat niet door de spreekbeurt heen;

Rekenen

Je werkt in je werkboek.

In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.

Je mag ook bij mevrouw Femke gaan zitten.

Jeugdjournaal

We kijken het Jeugdjournaal. Luister naar meneer Joost voor de uitleg.

Jeugdjournaal