Facilitaire dienstverlening Nem

werkzaamheden van een facilitair medewerker
1 / 13
volgende
Slide 1: Woordweb
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

werkzaamheden van een facilitair medewerker

Slide 1 - Woordweb

welk beroep hoort niet bij de facilitaire dienst
A
medewerker schoonmaak
B
politieagent
C
doktersassistent
D
medewerker logistiek

Slide 2 - Quizvraag

Dit hoort niet bij de facilitaire dienstverlening
A
catering
B
veiligheid
C
verzorging
D
schoonmaak

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn de taken van de facilitaire dienst?
A
Inkoop van kantoorartikelen
B
Medicijnen uitdelen
C
Inrichten van een ruimte
D
Baby verschonen

Slide 4 - Quizvraag

wat hoort niet bij de Facilitaire Dienstverlening?
A
beveiliging
B
schoonmaak
C
catering
D
verzorging

Slide 5 - Quizvraag

Digitale veiligheid.

Als facilitair medewerker moet je er op letten dat:
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Mensen niet zomaar bij een computer kunnen
B
Elke medewerker een ander wachtwoord heeft
C
Geen informatie rondslingert door het gebouw
D
Er goede antivirus software op de computers zit

Slide 6 - Quizvraag

Een goede werkhouding is belangrijk tijdens werken in de facilitaire dienst. Een mooi woord hiervoor is
A
economie
B
evacuatie
C
evaluatie
D
ergonomie

Slide 7 - Quizvraag

Welk bedrijf heeft (vaak) geen facilitaire dienst?
A
woon/zorg centrum
B
school
C
klein restaurant
D
kantoorpand

Slide 8 - Quizvraag

Welk niveau heeft iemand die medewerker is van de facilitaire dienstverlening
A
niveau 1
B
niveau 2
C
niveau 3
D
niveau 4

Slide 9 - Quizvraag

Welke facilitaire vaardigheden heb je in een supermarkt?
A
Gebouwenbeheer, Voedingsdienst, Logistiekbeheer, Textielbeheer en Schoonmaakdienst
B
Het gebouw zelf alleen
C
Alleen de afdeling verkoop
D
De voedingsdienst

Slide 10 - Quizvraag

wat betekent representatief?

Slide 11 - Open vraag

Hoe neem je de telefoon op als facilitair medewerker?
A
je eigen naam, daarna naam van het bedrijf
B
de naam van het bedrijf, je eigen naam,
C
goedendag
D
Goedendag, naam van het bedrijf

Slide 12 - Quizvraag

welke namen uit het telefoonalfabet horen bij de letters M, C en Z?

Slide 13 - Open vraag