oefentoets h5 en h6 se

10 %=
20 %=
50 %=
25 %=
delen door 2
delen door 4
delen door 10
delen door 5
1 / 35
volgende
Slide 1: Sleepvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

10 %=
20 %=
50 %=
25 %=
delen door 2
delen door 4
delen door 10
delen door 5

Slide 1 - Sleepvraag

Je krijgt 15% korting op een TV van 600 euro. Hoeveel korting krijg je?
A
15 euro
B
600 euro
C
niks
D
90 euro

Slide 2 - Quizvraag

Je krijgt 15% korting op een TV van 600 euro. Hoeveel moet je nu betalen?
A
600 - 90 = 510 euro
B
600 - 15 = 585 euro
C
600 + 90 = 690 euro
D
600 + 15 = 615 euro

Slide 3 - Quizvraag

Welke eenheid hoort er bij snelheid?
A
km
B
uur
C
m/s
D
km/u

Slide 4 - Quizvraag

Je rijdt 80km/u. Hoe lang doe je dan over een afstand van 160km
A
1 uur
B
2 uur
C
3 uur
D
kun je niet uitrekenen

Slide 5 - Quizvraag

Je rijdt 80km/u. Hoe lang doe je dan over een afstand van 40km
A
1 uur
B
2 uur
C
0,5 uur
D
kun je niet uitrekenen

Slide 6 - Quizvraag

1,2 uur =
A
12 minuten
B
120 minuten
C
72 minuten
D
kun je niet uitrekenen

Slide 7 - Quizvraag

1,2 uur =
A
1 uur en 12 minuten
B
1 uur en 20 minuten
C
1 uur en 2 minuten
D
kun je niet uitrekenen

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel liter past er in een glas?
A
0,5 liter
B
1 liter
C
0,1 liter
D
0,2 liter

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel meter zit er tussen 2 bomen langs de weg?
A
2 meter
B
20 meter
C
200 meter
D
2000 meter

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel bomen staan er langs één kant van de weg van 200 meter lang?
A
200 bomen
B
100 bomen
C
20 bomen
D
10 bomen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe lang is een auto ongeveer?
A
1 meter
B
2 meter
C
4 meter
D
10 meter

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel auto's staan er in een file van 2 km lang. De weg heeft 2 rijbanen.
A
Per rijbaan 2000 : 2 = 1000 Dus 2000 auto's
B
Per rijbaan 2000 : 4 = 500 Dus 1000 auto's.
C
Per rijbaan 200 : 2 = 100 Dus 200 auto's
D
Per rijbaan 200 : 2 = 100 Dus 200 auto's

Slide 13 - Quizvraag

Je wil weten hoeveel leerlingen er ongeveer op het Merlet zitten.
Wat moet je dan weten?
A
Hoe oud de leerlingen zijn.
B
Hoeveel klassen er zijn.
C
Hoe groot een klas ongeveer is.
D
Hoeveel lokalen er zijn.

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel leerlingen zitten er in een klas?
A
15 leerlingen
B
25 leerlingen
C
35 leerlingen
D
45 leerlingen

Slide 15 - Quizvraag

Bereken de omtrek
A
10m
B
10m2
C
11,6m
D
10,6m2

Slide 16 - Quizvraag

De diameter van een cirkel is 5cm. Hoe groot is de straal?
A
2,5cm
B
5cm
C
10cm

Slide 17 - Quizvraag

De straal van een cirkel is 5cm. Hoe groot is de diameter?
A
2,5cm
B
5cm
C
10cm

Slide 18 - Quizvraag


Omtrek cirkel = ...
A
straalstraalπ
B
straalπ
C
diameterπ
D
diameterππ

Slide 19 - Quizvraag

De diameter van een cirkel is 4cm. Hoe bereken je de omtrek?
A
2Xπ
B
4Xπ
C
8Xπ

Slide 20 - Quizvraag

De straal van een cirkel is 4cm. Hoe bereken je de omtrek?
A
4Xπ
B
8Xπ
C
2Xπ

Slide 21 - Quizvraag


Oppervlakte cirkel = ...
A
straalstraalπ
B
straalπ
C
diameterπ
D
diameterππ

Slide 22 - Quizvraag

De diameter van een cirkel is 4cm. Hoe bereken je de oppervlakte?
A
2X2Xπ
B
4X4Xπ
C
8X8Xπ

Slide 23 - Quizvraag

De straal van een cirkel is 4cm. Hoe bereken je de oppervlakte?
A
4X4Xπ
B
8X8Xπ
C
2X2Xπ

Slide 24 - Quizvraag

Bereken de oppervlakte van
parallellogram PQRS.
A
3 x 10
B
1/2 x 3 x 10
C
3 x 10 : 2
D
10 x 3

Slide 25 - Quizvraag

Bereken de oppervlakte
van driehoek EFG
A
24 x 20 : 2
B
24 x 2 : 2
C
1/2 x 24 x 20
D
1/2 x 24 x 2

Slide 26 - Quizvraag


A
balk
B
prisma
C
kubus
D
driehoek

Slide 27 - Quizvraag

Is dit een prisma?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Is dit een prisma?
A
JA
B
NEE

Slide 29 - Quizvraag

Welke vorm heeft het grondvlak van het prisma hiernaast?
A
driehoek
B
rechthoek
C
kubus
D
prisma

Slide 30 - Quizvraag

Geef van elk figuur aan of het een prisma is.
Sleep het figuur naar het juiste vak.
WEL
NIET

Slide 31 - Sleepvraag

Hoeveel liter is 25 cl?
A
2,5 ml
B
25 ml
C
250 ml
D
0,25 ml

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel liter is 250 ml?
A
een halve liter
B
25 liter
C
2,5 liter
D
0,25 liter

Slide 33 - Quizvraag

1 liter =
A
1cm3
B
1dm3
C
1m3
D
100mm3

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel liter is 15 dm³
A
1,5 liter
B
15 liter
C
150 liter
D
0,15 liter

Slide 35 - Quizvraag