Ster in lezen Alfa A, Naar school les 1

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 3

Ster in lezen

Naar school

Les 1

Lees de tekst op bladzijde 9

Wie is Milka?

1. Ze is de zus van Rada.
2. Ze zit in de klas van Rada

Milka zegt: Niet zo goed
wat is dat?

1. 
2. 

Milka is niet op school, omdat

1. ze ziek is
2. ze boos is

Wanneer komt Milka weer op school?

1. Maandag
2. Dinsdag

Samenvatting/In het kort
Wat is goed?

1. Rada stuurt een app naar Milka. Milka zit in haar klas. Milka is ziek.
2. Rada is de zus van Milka. Milka stuurt een app naar Rada. Milka is boos op Rada.

De dagen van de week.

Wat is de eerste dag van de week?

Wat is de laatste dag van de week?

1. Zaterdag
2. Donderdag
3. Zondag
4. Maandag

Noem de 7 dagen van de week.

Kies de goede volgorde:

1. woensdag, donderdag, zaterdag
2. vrijdag, zaterdag, zondag
3. maandag, woensdag donderdag
4. dinsdag, woensdag, donderdag

Kies de goede volgorde:

1. zondag, maandag, dinsdag
2. woensdag, vrijdag, zaterdag
3. zaterdag, zondag, vrijdag
4. donderdag, zaterdag, vrijdag

Kies de goede volgorde

1. dinsdag, donderdag, woensdag
2. vrijdag, zaterdag, zondag
3. donderdag, vrijdag, zaterdag
4. zondag, dinsdag, woensdag

Kies de goede volgorde:

1. zondag, zaterdag, maandag
2. dinsdag, vrijdag, zaterdag
3. woensdag, donderdag, vrijdag
4. maandag, dinsdag, woensdag

Maak een zin met 

niet

Voorbeeld:

Ik kom niet op school. 

Nog een voorbeeld

Maak een zin met 

ook

Ik ga ook naar huis.

Nu zelf. Maak een zin met
Waarom...?

Maak een zin met
de school

Maak een zin met
Wanneer...?

Maak een zin met
Ik mis

Maak een zin met
ziek