1.1 Koning en parlement

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Boek/ schrift op tafel
Pen op tafel
en maak de startopdracht
Tas op de grond
Mobiel in het hotel
Startopdracht
Maak 1 t/m 3 op blz. 8 en 9 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Boek/ schrift op tafel
Pen op tafel
en maak de startopdracht
Tas op de grond
Mobiel in het hotel
Startopdracht
Maak 1 t/m 3 op blz. 8 en 9 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

21 september 1815

Slide 2 - Tekstslide

koperen koning (zg. houten kroon)
muntjes die uitgestrooid worden (koper = symbool voor armoede)

Koopman-koning





'Dit is mijne kamer'

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht

Uitleg §1.1 LD A

Aan de slag

Opdrachten bespreken 

Afsluiting
DOEN

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

...twee oorzaken noemen voor de
Nederlandse grondwetsherziening in 1848

...drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.

...uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Aan het einde van de week kan je...

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kunt twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kunt drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kunt uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Meer dan 200 jaar was Nederland een republiek: een land zonder koning.

  • In 1813 werd Nederland (met België en Luxemburg) een monarchie onder koning Willem I.

Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet
 
regering
parlement

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Nederland kreeg een grondwet (constitutie) 

  • De macht van de koning (monarch) was ook vastgelegd in deze grondwet. 

  • Ook staan de grondrechten van alle burgers in de grondwet. Grondrechten zijn de basisrechten.

  • Nederland werd een constitutionele monarchie: een grondwettelijk koninkrijk

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de grondwet van 1815 had de monarch (koning) veel macht:
  • De ministers waren dienaren van de koning. Koning en ministers vormden samen de regering.
  • Het parlement (Eerste- en Tweede Kamer) had weinig te zeggen.
  • De koning benoemde de leden van de Eerste Kamer.
  • De mensen van de Provinciale Staten kozen de leden van de Tweede Kamer.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • In 1830 scheidt België zich af van het koninkrijk na een korte oorlog.
  • Willem I wilde België graag terug en gaf daardoor (te) veel geld uit aan het leger.
  • Dit zorgde voor spanningen tussen de koning en het parlement.
  • In 1840 werd Willem II koning van Nederland.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Liberale parlementslid Thorbecke wilde de grondwet veranderen.
  • Liberalen komen op voor vrijheid van de burgers en vinden dat de regering zo min mogelijk regels moet maken.
  • In 1848 kreeg hij een kans: het was onrustig in Europa door opstanden van burgers tegen regeringen. Ook in Amsterdam was het onrustig
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kunt twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
We maken:
1 t/m 5 (LD 1)
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kunt drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kunt uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de bestuursvorm die Nederland in 1815 kreeg?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Koopman-koning





'Dit is mijne kamer'

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Boek/ schrift op tafel
Pen op tafel
Tas op de grond
Mobiel in het hotel
Startopdracht
Uit je hoofd: wat hebben een aardappel en een grondwet met elkaar te maken?

In je schrift:Leg in eigen woorden de volgende begrippen uit:
kabinet, regering, constitutionele monarchie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kunt twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
We maken:
1 t/m 5 (LD 1)
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kunt drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kunt uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Boek/ schrift op tafel
Pen op tafel
Tas op de grond
Mobiel in het hotel
Startopdracht
Verzin 6 tekstvragen over
§1.1 leerdoel B 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 
parlementair stelsel
districtenstelsel
§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kunt twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kunt drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kunt uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet zorgde voor een aantal belangrijke politieke veranderingen:
  • De koning werd onschendbaar. De ministers werden verantwoordelijk voor wat de koning deed/zei
  • De koning bleef staatshoofd
  • Ministers moesten verantwoording afleggen aan het parlement, niet meer aan de koning
  • Ministers werden verantwoordelijk voor hun eigen werk: ministeriële verantwoordelijkheid
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met de nieuwe grondwet komt de macht bij het parlement te liggen. Dit noemen we een parlementair stelsel.
Dit parlement werd door burgers gekozen:
  • De Tweede Kamer werd elke 4 jaar door de burgers gekozen middels een districtenstelsel: elk gebied (district) in Nederland kiest 1 kamerlid.
  • De Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten. Zij werden dus indirect gekozen.
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe rechten parlement:
  • recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)
  • recht van enquete (onderzoek instellen)

Nieuwe rechten volk:
  • vrijheid van onderwijs
  • recht van vereniging
  • recht van vergadering
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kunt twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kunt drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
We maken
6 t/m 9 (LD 2)
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kunt uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Boek/ schrift op tafel
Pen op tafel
Tas op de grond
Mobiel in het hotel
Startopdracht

In je schrift:
Schrijf alles op wat je nog weet van de lessen van vorige week

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Het parlement had veel macht gekregen door de grondwet van 1848. 
  • Willem III kon dat moeilijk accepteren. 
  • Hij was in 1849 zijn vader opgevolgd. 
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Pas in 1867 werd duidelijk dat de macht echt bij het parlement lag door de Luxemburgse Kwestie.
  • Deze ruzie ontstond toen bekend werd dat Willem III Luxemburg stiekem wilde verkopen.
  • Het parlement was boos over deze zelfstandige actie van de koning.
  • Door de ministeriële verantwoordelijkheid kon het parlement niet de koning aanpakken. Wel eisten ze het ontslag van de ministers. Uiteindelijk gebeurde dit.
  • De koning moest de macht van het parlement accepteren.

§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak GS 
-opdrachten bij de leerdoelen B en C §1.1
-overzicht maken (hoe?)
-Test Jezelf §1.1 B en C

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Examen 2017
Opdracht 1, 2, 8
Memo §1.1
timer
1:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenopdrachten bespreken

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenopdrachten bespreken

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenopdrachten bespreken

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenopdrachten bespreken

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenopdrachten bespreken

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenopdrachten bespreken

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Examen 2017
Opdracht 1, 2, 8
Memo §1.1
timer
1:00

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland werd in 1813 een ..........................................: een koninkrijk met een grondwet.
De ...................... luisterden naar de koning, het parlement had weinig te zeggen.
Kortom: De koning had veel macht.

In 1848 kwam er een nieuwe grondwet, geschreven door ........................ De koning had bijna geen macht meer:
 
De koning werd .............................. en er kwam ...............................................................
Nederland werd een parlementaire ...................................
Het werd pas duidelijk dat de koning geen macht meer had door de ............................................kwestie

Startopdracht (vul de lege plekken in)

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland werd in 1813 een constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet.
De ministers luisterden naar de koning, het parlement had weinig te zeggen.
Kortom: De koning had veel macht.

In 1848 kwam er een nieuwe grondwet, geschreven door Thorbecke. De koning had bijna geen macht meer:
 
De koning werd onschendbaar en er kwam ministeriële verantwoordelijkheid
Nederland werd een parlementaire democratie
Het werd pas duidelijk dat de koning geen macht meer had door de Luxemburgse kwestie

Samenvatting §1.1

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak GS 
-opdrachten bij de leerdoelen B en C §1.1
-overzicht maken (hoe?)
-Test Jezelf §1.1 B en C

START maken met ROADMAP (zie planner week 45)

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies