4.2+4.3 AK klas 1

4.2+4.3 AK klas 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4.2+4.3 AK klas 1

Slide 1 - Tekstslide

4.2 Meten van welvaart en welzijn
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je welvaart en welzijn meet.
  • begrijp je dat welzijn meer zegt over de levensomstandigheden in een land dan welvaart.
  • kun je een verband leggen tussen bbp/hoofd en de verdeling van de beroepsbevolking.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je welvaart en welzijn meet.
  • begrijp je dat welzijn meer zegt over de levensomstandigheden in een land dan welvaart.
  • kun je een verband leggen tussen bbp/hoofd en de verdeling van de beroepsbevolking.

Slide 3 - Tekstslide

Welvaart kun je weten door te kijken
(subjectief, eigen mening)
Welvaart kun je weten door te meten
(objectief, bewijs)

Slide 4 - Tekstslide

Hoe weet je of een land arm of rijk is?
Drie manieren om daar achter te komen:
  1. Het bruto nationaal product per hoofd (bnp/hoofd) van de bevolking. Dat is alles wat in een jaar in één land wordt verdiend gedeeld door het aantal inwoners.
  2. Het welzijn (de levensomstandigheden) van mensen.
  3. De verdeling van de beroepsbevolking, dat zijn alle mensen die tegen betaling werken, plus de werklozen.

Slide 5 - Tekstslide

Rijk of arm? Onthoud: het bbp per hoofd is een gemiddelde! 
Niet iedereen in het land is even rijk of arm.

Slide 6 - Tekstslide

2 Hoe kun je welzijn weten?
De levensomstandigheden kun je weten door te meten:
  1. De levensverwachting  = hoe oud mensen die nu geboren worden gemiddeld zullen worden. Deze hangt sterk af van de gezondheidszorg, de hygiëne en de voedselsituatie in een land.
  2. De koopkracht = hoeveel je in elk land voor één euro of dollar kunt kopen. 
  3. De alfabetiseringsgraad = hoeveel mensen boven de 15 jaar kunnen lezen en schrijven. In arme landen zijn veel mensen analfabeet.

Slide 7 - Tekstslide

3 De verdeling van de beroepsbevolking
Alle mensen die tegen betaling werken (plus de werklozen) horen bij de beroepsbevolking. De beroepsbevolking is verdeeld in drie sectoren:
  • De primaire sector (landbouw, mijnbouw, visserij)
  • De secundaire sector (industrie, ambacht, bouw)
  • De tertiaire sector (diensten, zoals handel, verkeer en overheidsdiensten)

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

De wereld ingedeeld op ontwikkelingsgraad
Je kunt landen op basis van welvaart en welzijn indelen in drie groepen:
  1. De centrumlanden = de meest ontwikkelde landen (koplopers)                      Veel mensen werken in de diensten, oftewel in de tertiaire sector.
  2. De semiperiferie = landen die flink aan het ontwikkelen zijn (volgers)          Veel mensen werken in de industrie, oftewel de secundaire sector.
  3. De periferie = de grote groep ontwikkelingslanden (achterblijvers)               Veel mensen werken in de landbouw, oftewel de primaire sector.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Informele sector
  • In veel arme landen werken mensen in de informele sector:
  • Hun werk is niet geregistreerd: niet officieel
  • Hun inkomsten wisselen van dag tot dag
  • Bij ziekte krijgen ze geen uitkering (geld van de overheid)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Formele sector
  • Hiermee bedoelen we alle geregistreerde banen.
  • Mensen hebben een vast inkomen
  • Ze betalen belasting en krijgen elke maand hetzelfde loon.


We kijk een stukje verder van het filmpje. Noteer tijdens het kijken een aantal formele en informele banen.

Slide 14 - Tekstslide

Vier foto's: welke sector?
  • Pak een pen of potlood
  • Je ziet vier foto's
  • Je krijgt 45 seconden 
  • Schrijf op per foto of deze in de formele of informele sector is gemaakt.
  • Na de foto's krijg je een meerkeuze vraag en kies je het juiste antwoord.

Slide 15 - Tekstslide

timer
0:45

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord?
A. 1 Informeel, 2 formeel, 3 informeel, 4 formeel
B. 1 formeel, 2 formeel, 3 informeel, 4 informeel
C. 1 formeel, 2 formeel, informeel, 4 formeel

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Sociale ongelijkheid
  • Grote verschillen in arm en rijk tussen groepen mensen.
  • Argentinië als voorbeeld:
  • Rijke mensen rijken in grote auto's
  • Arme mensen wonen in krottenwijken,
  • Arme mensen werken vaak in de informele 

Slide 19 - Tekstslide

Ongelijkheid in Kenia
  • Kenia is een land in Afrika
  • De sociale en regionale ongelijkheid is hier groot. 
  • Deze uitspraak gaat over regionale ongelijkheid. 
  • Regionale ongelijkheid gaat over verschillen in welvaart en welzijn tussen 2 gebieden. 
  • Kijk maar eens mee.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video