13.4 Ec. groei en welvaart

In de economische kringloop geven gezinnen geld uit aan:
A
Consumptie, belasting en sparen
B
Consumptie en belasting
C
Consumptie, sparen en investeren
D
Consumptie, export en import
1 / 39
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

In de economische kringloop geven gezinnen geld uit aan:
A
Consumptie, belasting en sparen
B
Consumptie en belasting
C
Consumptie, sparen en investeren
D
Consumptie, export en import

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van een economische kringloop met bedrijven, gezinnen, overheid en buitenland bedraagt: - saldo lopende rekening +50 miljard
- saldo overheid -80 miljard
- investeringen van bedrijven 120 miljard

Hoeveel zijn de besparingen van gezinnen?
A
10 miljard
B
90 miljard
C
170 miljard
D
250 miljard

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de economische kringloop staat het symbool I voor de:
A
Import
B
Indirecte belastingen
C
Sparen
D
Investeringen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Y= 800
B = 150
Overheidssaldo = -50
C = 600
A
S = 50 O = 200
B
S = 200 O = 50
C
S = 50 O = 400
D
S = 100 O = 200

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bbp is
A
Het totaal van alle geproduceerde goederen en diensten
B
Economische groei
C
Bruto buitenlands product
D
Hoeveel rente een land betaalt over hun staatsschuld

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens de overheid is de koopkracht in Nederland in 2005 tov 2004 met 5% gedaald.
Achteraf blijkt er een inflatie te zijn geweest van 3%.

Wat is in Nederland de (gemiddelde) procentuele verandering van het inkomen geweest in 2005 tov 2004 ?
A
+ 2,1%
B
- 2,1%
C
+ 2,2%
D
- 2,2%

Slide 6 - Quizvraag

NIC = RIC x PIC : 100
RIC = -5% = 95,0
PIC = +3% = 103,0
NIC = (95 x 103) : 100 = 97,85
Dus een (gemiddelde) daling van het inkomen van 2,2% (97,85% - 100% = -2,15% = -2,2%)
RIC = 101
NIC = 98
Hoeveel is het PIC?
A
PIC = 97,03
B
PIC = 97,03%
C
PIC = 103,06
D
PIC = 103,06%

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gegevens:
- Bbp 2020 = € 200 miljard
- Bbp 2021 = € 210 miljard
- Indexcijfer prijspeil (2020 is basisjaar) = 103
- Bevolkingsgroei (t.o.v. 2020) = + 0,5%

Hoeveel procent is het bbp in 2021 reëel gestegen ten opzichte van 2020?
A
5%
B
2,5%
C
2%
D
1,5%

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Y= 600
C=500
B= 50
O= 75
I = 70
Het nationaal spaarsaldo is:
A
50
B
-45
C
-50
D
45

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

13.4 Economische groei & welvaart

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BBP, Welvaart en Welzijn
Welzijn is een maatstaf voor
welvaart die rekening houdt
met materiële welvaart en
alle schaarse en
niet-schaarse goederen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(= Brede welvaart)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informele sector
Wettelijk en onwettelijk economische activiteiten die niet in de cijfers, zoals het bbp tot uitdrukking komen (vrijwilligerswerk, zwart werk). 

In ontwikkelingslanden is de informele sector relatief groot. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdr. 13.22, 10 minuten

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrije tijd
Keynes voorspelde dat we in 2030 een werkweek van 15 uur zouden hebben. 
In vergelijking met 1975 heeft men gemiddeld 3 uur minder vrije tijd. 
Gek want; Werknemers geven aan liever vrije tijd te hebben dan een hoger inkomen. 
Keynes ging alleen van consumptie uit, maar hield geen rekening met ruilen over tijd. (inkomen voor pensioen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welvaart ervaren aan

Kwaliteit overheidsvoorzieningen zoals 
  • Infrastructuur
  • Onderwijs
  • Sociale zekerheid
  • Gezondheidszorg

Risico en veiligheid --> corruptie 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welvaartsbeleving
Verschilt per persoon en is subjectief. 
Zaken die mensen verschillend beleven: 
  • Risico's, overheidspaternalisme, ongelijkheid en milieu. 
  • Kunnen de welvaart negatief beïnvloeden. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ongelijkheid?

We hebben het over economische ongelijkheid. Twee soorten:
  1. Inkomensongelijkheid (hoeveel je verdient)
  2. Vermogensongelijkheid (hoeveel er op je bank staat)



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nadelen ongelijkheid
Het is niet eerlijk (etisch aspect, rechtvaardigheidsgevoel)

Mensen met gelijke economische positie in een land met een schevere economische verdeling ervaren minder welvaart

Ongelijkheid is nadelig voor de hele economie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdr. 13.20 en 13.21
7 minuten

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetje
Opdracht 13.19
Blz. 34

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde les

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alternatieven voor het meten van welvaart
Groene bbp 
Human Development Index
World Happiness Report
Duurzame ontwikkelingsdoelen
Bruto Nationaal Geluk
--> Enzovoort. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groen BBP
   Bruto Binnenlands Product 
- kosten van milieuvervuiling 
- kosten uitputten grondstofvoorraden 
= Groen BBP 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HDI (Human Development Index)
Een ranglijst van landen in de mate van welvaart. 
Indexgetal tussen de 0 en 1. 

HDI meet méér dan het bbp, denk aan:
  • Levensverwachting
  • Onderwijs
  • Het bbp zelf (dit is dus ook een onderdeel van de HDI)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In Nederland brede welvaart
CBS
8 thema's
  • welzijn (onderdeel welvaart), materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid en milieu. 
  • Hoe is de brede welvaart verdeeld onder bepaalde groepen in de samenleving?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brede welvaart
Brede welvaart verwijst naar de kwaliteit van leven, waarbij niet alleen materiële vooruit-gang (BBP) wordt meegenomen, maar ook:
  • welzijn
  • sociale vooruitgang
  • inkomensgelijkheid
  • vrije tijd
  • gezondheid
  • onderwijs
  • goede kwaliteit van de leefomgeving

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdr. 13.23

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico (verzekering) - Welvaart
Mens van nature risicoavers.
Oververzekeren
  • Premies zijn hoog.
  • Je ontvangt niet meer schadevergoeding als er iets gebeurd. 
  • Verzekeringsverschillen zorgen voor welvaartsverschil

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidspaternalisme
De overheid corrigeert gedrag.
  • Sommigen vinden dit prettig, anderen vinden het inperking van keuzevrijheid. 
Externe effecten beïnvloeden
  • Belastingen, subsidies, wetgeving en campagnes. 
Effecten die niet in de kostprijs (opgeofferde waarde KANO) zitten.
Kunnen positief en negatief zijn. Staan in relatie met begrip maatschappelijke kosten; totale waarde van opoffering plus externe effecten

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Milieu
Groot onderwerp in het welvaartsdebat. 
Doel: streven naar evenwichte en duurzame economische groei. 


- Milieudruk en inkomen per hoofd
- Omslag punt

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arme landen

Economische groei zorgt voor minder illegale praktijken (houtkap en stroperij).
Rijke landen

Mensen gaan zich bekommeren om hun leefomgeving. Willen duurzamer leven. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bbp juiste maatstaf?
Na een milieu ramp neemt het bbp toe --> er worden productiemiddelen ingezet om de schade te herstellen. 

Groene bbp
  • Bbp - de geschatte waarde van schade aan het milieu + de geschatte waarde van verbetering van milieu. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe meten we welzijn?
Nog lastiger dan welvaart. 
Waar wordt naar gekeken?
  • Levensverwachting

Wordt veroorzaakt door: voeding, huisvesting, gezondheid, leefomgeving en vrije tijd. 
Heeft een hoog subjectief karakter

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenhang welvaart en welzijn
Oorzaak en gevolg. 
Een hogere welvaart zorgt voor meer welzijn, maar ook andersom. 

Economische groei betekent een hogere welvaart, maar niet altijd welzijn. Vanaf een punt zijn vooral de niet-schaarse goederen de factoren die de groei van ons welzijn bepalen. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomensongelijkheid in Nederland

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De macht der Rijken !

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies