Nederlandse Woorden Les 2 techniek BB3 Paul Abma
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
A
schurpapier
B
schuurpapier
C
schuurpappier
D
sguurpapier
Slide 2 - Quizvraag
A
bandelichter
B
bandenlichter
C
bandenligter
D
bandenlicht
Slide 3 - Quizvraag
A
keting
B
ketting
C
kettig
D
kettin
Slide 4 - Quizvraag
A
fietslot
B
vietslot
C
fietssloot
D
fietsslot
Slide 5 - Quizvraag
A
freem
B
frame
C
freme
D
fraam
Slide 6 - Quizvraag
A
behagen
B
behannen
C
behangen
D
dehangen
Slide 7 - Quizvraag
A
teep
B
tepe
C
taap
D
tape
Slide 8 - Quizvraag
A
kwats
B
kwaast
C
kwast
D
kwaats
Slide 9 - Quizvraag
A
fiets
B
viets
C
fiest
D
fietst
Slide 10 - Quizvraag
A
dienamo
B
dynamo
C
dynnamo
D
dynaamo
Slide 11 - Quizvraag
A
terpuntine
B
terpentinne
C
terpentiene
D
terpentine
Slide 12 - Quizvraag
A
fietsbant
B
fietsland
C
fietsband
D
vietsband
Slide 13 - Quizvraag
A
licht
B
ligt
C
light
D
liegt
Slide 14 - Quizvraag
A
scuur
B
stuur
C
stur
D
steur
Slide 15 - Quizvraag
A
zaderpijn
B
zadulpen
C
zadelpeen
D
zadelpen
