Lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoorden (op niveau blok 6)

Lidwoorden
de kleine woorden voor een zelfstandig naamwoord: 
de, het, een
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lidwoorden
de kleine woorden voor een zelfstandig naamwoord: 
de, het, een

Slide 1 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
- mensen, dieren, dingen, planten, namen, gevoel
- woord dat je in één keer snapt, het kan op zichzelf staan
-  je kan er een lidwoord voorzetten.

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden
Wat iets of iemand doet (lopen), of wat er gebeurt (regenen)
 Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 6 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling

Slide 7 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 8 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

De slimme leerling snapt de vraag.

Welk woord is de pv?
A
slimme
B
snapt
C
vraag
D
De

Slide 12 - Quizvraag

Hou oud ben jij?

Wat is de pv?
A
Hoe
B
jij
C
oud
D
ben

Slide 13 - Quizvraag

Voor straf werden van de drieëndertig mannen hun baarden afgeschoren.

wat is de pv?
A
afgeschoren
B
mannen
C
straf
D
werden

Slide 14 - Quizvraag

Noem minstens twee dingen die je hebt geleerd in deze les.
timer
2:30

Slide 15 - Open vraag

Noem een verbeterpunt voor deze les.
timer
2:00

Slide 16 - Open vraag