analyse van de jaarrekening voorbereiding

analyse van de jaarrekening voorbereiding examen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

analyse van de jaarrekening voorbereiding examen

Slide 1 - Tekstslide

welke ratio's ken je allemaal?

Slide 2 - Woordweb

Wat omschrijf ik hier: Een kengetal uit de financiële analyse die gaat kijken of er voldoende middelen zijn om de korte termijn verplichtingen te voldoen.

A
solvabiliteit
B
liquiditeit
C
rendabiliteit
D
kasstroom

Slide 3 - Quizvraag

De current ratio is een ratio die de liquiditeit van een onderneming meet. Men gaat de mate na waarin men schulden op korte termijn kan aflossen door het realiseren van vlottende activa.
A
ja
B
nee
C
weet ik veel
D
zoek het op

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de current ratio en de acid test ratio?

Slide 5 - Open vraag

Waar aan denk je als ik het heb over rendabiliteit?

Slide 6 - Woordweb

We maken een verschil tussen de gemiddelde opslagduur voor de aangekochte voorraden en de gemiddelde opslagduur voor de geproduceerde voorraden
A
natuurlijk
B
misschien
C
ik denk het
D
soms wel soms niet

Slide 7 - Quizvraag

Algemeen kan men stellen dat een kortere opslagduur wijst op een grotere efficiëntie wat de liquiditeit ten goede komt.
A
zeer zeker
B
absoluut niet

Slide 8 - Quizvraag

Waarom staan bedrijven een korting voor contant toe denk je?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de link tussen leverancierskrediet en klantenkrediet (en dan bedoel ik niet het woord krediet)

Slide 10 - Open vraag

Hier wordt een bedrijfscyclus
van een industriële
onderneming voorgesteld.
A
zeker zeker
B
zeker niet

Slide 11 - Quizvraag


A
waar zenne
B
niet waar zot

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de link tussen het nettobedrijfskapitaal en een liquiditeitsbuffer?

Slide 13 - Open vraag

Is het nettobedrijfskapitaal gelijk aan de behoefte aan nettobedrijfskapitaal?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

"an increase or decrease in the amount of cash or cash equivalents resulting from a transaction" is de omschrijving van?
A
leverancierskrediet
B
klantenkrediet
C
netto bedrijfskapitaal
D
kasstroom

Slide 15 - Quizvraag

Waarom tellen we de niet-kaskosten bij het resultaat van het boekjaar na belastingen als we de OKS gaan berekenen?
A
omdat dat hier niets mee te maken heeft
B
omdat niet kaskosten geen echte kasstroom veroorzaken

Slide 16 - Quizvraag

Een verkoopmarge geeft weer hoe winstgevend (of verlieslatend) de commerciële activiteit van een onderneming is.

A
absoluut
B
neenee

Slide 17 - Quizvraag

aandeelhouders zijn geïnteresseerd in de rendabiliteit van het vreemd vermogen
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

De bruto toegevoegde waarde is de waarde die de onderneming toevoegt aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten door de inzet van de eigen productiefactoren. Het intermediair gebruik laten we er dus uit. Leg uit.

Slide 19 - Open vraag

Welk kengetal geeft een indicatie over de bescherming van de schuldeisers van de onderneming?

Slide 20 - Open vraag