Meten en meetkunde deel 1

         Fase 2                                                        


Meten en meetkunde

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

         Fase 2                                                        


Meten en meetkunde

Slide 1 - Tekstslide

welke lengtematen
ken je?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Wat betekenen de afkortingen:
MM, CM, M, KM

Slide 4 - Woordweb

De afstand naar Haarlem of Amsterdam geef ik aan in ..........
A
meter
B
kilometer
C
hectometer
D
centimeter

Slide 5 - Quizvraag

De punt van een potlood geef ik aan in....
A
decimeter
B
centimeter
C
decameter
D
millimeter

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De hoogte van een deur is ongeveer....
A
2 decimeter
B
20 centimeter
C
5 meter
D
2 meter

Slide 9 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de zin:
De achtertuin is 15 meter diep.
A
Hoe diep je kunt graven.
B
Hoe lang de tuin is.
C
Wat de oppervlakte van de tuin is.
D
Wat de omtrek van de tuin is.

Slide 10 - Quizvraag

Waarmee kun je nauwkeurig meten?
(welk gereedschap/gebruiksvoorwerp)

Slide 11 - Woordweb

Hoe breed is het slot?
A
4 cm
B
5 cm
C
5,5 cm
D
2,5 cm

Slide 12 - Quizvraag

Waarmee kun je niet nauwkeurig meten?
A
Je duim
B
Een liniaal
C
Een rolmaat
D
Een winkelhaak

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel cm is het slot in totaal (binnen + buiten)
A
40
B
45
C
90
D
80

Slide 14 - Quizvraag

Welk gereedschap gebruik je om de deur op te meten?
A
Winkelhaak
B
Duimstok
C
Liniaal
D
Rolmaat

Slide 15 - Quizvraag

Waar moet je op letten
bij nauwkeurig meten?

Slide 16 - Open vraag

Doel 
Ik kan rekenen van MM naar CM naar M naar KM

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Zet op volgorde van klein naar groot
KLEIN
GROOT
2 DM
6 CM
1 M
120 MM

Slide 21 - Sleepvraag

Zet op volgorde van klein naar groot
KLEIN
GROOT
190 CM
340 MM
2 M
25 DM

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide


A
Marc
B
Jennifer

Slide 24 - Quizvraag


A
Stefan
B
Sylvana

Slide 25 - Quizvraag


A
Lisa
B
Pjotr

Slide 26 - Quizvraag


A
Piet
B
Harry

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel mm is 1 cm?
A
1
B
10
C
100
D
1.000

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel meter is 1 kilometer?
A
1
B
10
C
100
D
1.000

Slide 29 - Quizvraag

10 millimeter = ........... centimeter
A
0,1
B
1000
C
100
D
1

Slide 30 - Quizvraag

Hoeveel meter is het naar Grijpskerk?
A
6000
B
600
C
6
D
60

Slide 31 - Quizvraag

De lengte van een armband is 9 cm. Hoeveel mm is dat?

Slide 32 - Open vraag

De lengte van een kano
is 2 m hoeveel dm is dat?

A
20
B
20 dm
C
0,2
D
0,2 dm

Slide 33 - Quizvraag

We gaan op vakantie naar Ibiza.
Het eiland is 41 km lang.
41 km = ................m
A
0,41
B
41.000
C
4,1
D
4.100

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel cm is 1 meter?
A
1
B
10
C
100
D
1.000

Slide 35 - Quizvraag

Hoeveel mm is een liniaal ongeveer?
A
3
B
30
C
3000
D
300

Slide 36 - Quizvraag

De man is 2.20 m lang.
Hoeveel cm lang is hij?
A
22 cm
B
2.200 cm
C
22.000 cm
D
220 cm

Slide 37 - Quizvraag

Een handbagage koffer mag 55 cm lang zijn.
55 cm = ............. m
A
55
B
0,000055
C
0,55
D
5.500

Slide 38 - Quizvraag

De Boeing 747 is 70 meter lang.
70 meter = ............... cm
A
7
B
0,7
C
7.000
D
70

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Wat heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 44 - Woordweb