vwo domein F en hoofdstuk 14

VWO scheikunde
Domein F
Hoofdstuk 14
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VWO scheikunde
Domein F
Hoofdstuk 14

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

14.1 metalen en legeringen

Slide 3 - Tekstslide

14.2 slimme polymeren

Slide 4 - Tekstslide

14.3 keramische materialen

Slide 5 - Tekstslide

14.4 nanotechnologie

Slide 6 - Tekstslide

Welke bindingen worden verbroken bij verbranden van magnesium?
A
vanderwaals en metaal
B
alleen metaal
C
ion
D
metaal en atoom

Slide 7 - Quizvraag

Welk metaal kan als opofferingsblok onder een ijzeren schip gebruikt worden?
A
Zink
B
Calcium
C
Koper
D
Zilver

Slide 8 - Quizvraag

Welke stelling over de oplosbaarheid van metalen in water is waar?
A
alle metalen kunnen oplossen
B
geen enkel metaal kan oplossen
C
sommige metalen kunnen oplossen

Slide 9 - Quizvraag

Kalium is
een edel metaal
een onedel metaal

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is GEEN materiaaleigenschap?
A
Dichtheid
B
Goedkoop
C
Elasticiteit
D
Geleidbaarheid

Slide 11 - Quizvraag

kunststoffen worden gemaakt door kleine koolwaterstofmoleculen aan elkaar te verbinden. Hoe heet dit proces?
A
polymeren
B
macromoleculen
C
polymerisatie
D
composieten

Slide 12 - Quizvraag

Keramiek is vaak met glazuur bedekt. Wat is glazuur?
A
Een beschildering om keramiek mooier te maken
B
Een glaslaag die keramiek beschermt en waterdicht maakt
C
Een soort zuur dat keramiek beschermt en sterk maakt

Slide 13 - Quizvraag

Keramiek kan goed tegen hoge temperaturen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Welk soort kristalroosters hebben vast magnesiumjodide, MgI2 (s) en vast jood, I2 (s)?
A
beide hebben een metaalrooster
B
beide hebben een ionrooster
C
MgI2 heeft een metaalrooster en I2 heeft een molecuulrooster
D
MgI2 heeft een ionrooster en I2 heeft een molecuulrooster

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is in het ionrooster het chloride ion groter weergegeven dan het natriumion?
A
Het chloride ion is belangrijker.
B
Het chloride ion lost het eerste op.
C
De twee konsoorten zijn ionen zijn eigenlijk even groot maar zo is het verschil duidelijker.
D
Het chloride ion heeft meer elektronen.

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor soort rooster is hiernaast afgebeeld?
A
ion rooster
B
metaalrooster
C
molecuulrooster

Slide 17 - Quizvraag

De moleculen trillen op een vaste plaats in het rooster.
A
Macro
B
Micro

Slide 18 - Quizvraag