Repaso Unidad 5 y 6

Hoy es 3 de octubre de 2022
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoy es 3 de octubre de 2022

Slide 1 - Tekstslide

  • Ejercicios extras
  • WB> Unidad 5, Reglas y Sistemas: p.51, 52.
  • TB> Unidad 6 : samenvatting, p. 62
Mirar los ejercicios

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

a las siete y media
a las ocho menos veinte
a las ocho y cuarto
a las once menos diez
a las doce menos cuarto

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Los posesivos

Slide 7 - Tekstslide

Test de alimentación
¿Qué resultados has tenido?
¿Te alimentas correctamente?

Slide 8 - Tekstslide

Con la palabra “SE” : MEN/ Het wordt.../  worden
. Ejemplos: 
  • Se venden libretas en aquella tienda.
  •  En España se cena muy tarde. 
  •  Se comen tapas en los bares.
  • Se hacen muchos controles de alcoholemia durante las Navidades.
  • Se arreglan coches en este taller.


Slide 9 - Tekstslide

Repaso unidad 6
  • plaatsbepaling
  • estar<> hay
  • stad of dorp beschrijven
  • de weg wijzen
  • ww IR a/ en ( vervoermiddel)
       

Slide 10 - Tekstslide

entre ... y...
enfrente de
por aquí=
hier in de buurt

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

  zijn/ z.bevinden kan ook vertaald worden met HAY                Wanneer nu estar en wanneer hay????
estar
hay
  • eigennaam
  • bep.lidwoord
  • bezittelijk vnw
  • aanwijzend vnw
  • onbepaald lidwoord
  • zelfst.nw.
  • telwoord
  • onmeetbaar :mucho/poco
Kortom: zodra je (met dezelfde woorden) "er" in de zin kunt zetten: 
"hay"

Slide 13 - Tekstslide

En mi ciudad hay......., está/n....

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

En mi ciudad hay......., está/n....
Stel elkaar vragen:
  • ¿ Hay una iglesia en tu  ciudad?
  • ¿Dónde está/n...?
  • ¿ Cómo es...?

Slide 16 - Tekstslide

gaan

Slide 17 - Tekstslide

gaan

Slide 18 - Tekstslide

Indicar el camino : a pie  o en bicicleta 
tienes que
tiene que

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Deberes
Repasar ( herhalen) 
1. Wat is er in mijn stad? - Hoe is mijn stad?
2.Plaatsbepaling.
3. Ser- Estar - Hay
4. Ir a + infinitief, mt richting naar/ Ir en + vervoermiddel.
5. Richting aangeven ( dar direcciones).

Slide 23 - Tekstslide

Adiós

Slide 25 - Tekstslide