P3, les 6 - NED SCHR 2F+3F

Examentraining schrijven 2F+3F

periode 3, les 6
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examentraining schrijven 2F+3F

periode 3, les 6

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen  
* De student oefent met de kennis en vaardigheden die hij/zij heeft opgedaan in periode 1 en 2.
* De student leert hoe en waarop hij/zij tijdens het TOA examen schrijven wordt beoordeeld.
* De student maakt een gerichte examenopdracht om zich optimaal te kunnen voorbereiden op het examen Nederlands schrijven 2F+3F. 

Slide 2 - Tekstslide

 Beoordeling schrijfexamen Nederlands

1. Precondities
- Je opdrachten zijn Nederlands geschreven.
- Je opdrachten zijn voldoende leesbaar.
- Minimaal 80% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.

2. Niveaubepaling
Samenhang                      
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Woordenschat en woordgebruik
Spelling, interpunctie en grammatica
Leesbaarheid

3. Cijferbepaling
Zie het schema hieronder. 

Slide 3 - Tekstslide

Samenhang
Je brengt op eenvoudige wijze samenhang aan in jouw tekst. Dit doe je door middel van een eenvoudige opbouw (inleiding-kern-slot) en veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden (zoals want, maar, omdat, die, dat, jouw). Je mag nog enkele fouten met deze woordsoorten maken.
Spelling, interpunctie en grammatica
Je hebt een redelijke beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Dit laat je zien door meestal correcte zinconstructies (zinsbouw) toe te passen. Je werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct, maar je mag nog fouten maken in weinig voorkomende onregelmatige werkwoorden (zoals raden). Je verbuigt overige woordsoorten (zoals groot/grote) meestal correct. Je beheerst spelling en interpunctie redelijk: spelfouten komen nog voor bij moeilijke spellingsregels, maar tasten het begrip van de tekst niet aan. Je gebruikt de meest gangbare leestekens correct. 
Afstemming op doel
Je werkt de opdrachten adequaat uit, zodat je jouw schrijfdoel bereikt (informeren, amuseren, activeren, overtuigen).
Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsels (zoals voor, achter, boven, door) vrijwel altijd correct. 
Afstemming op publiek
Je past je woordgebruik en toon aan het publiek aan. 
Leesbaarheid
Je gebruikt, indien nodig, een titel / aanhef, witregels en tekstkopjes. 
Schrijven 2F

Slide 4 - Tekstslide

Samenhang
De kandidaat brengt op vrij complexe wijze samenhang aan in zijn tekst. Dit doet hij door middel van een goede opbouw en verschillende voeg- en verwijswoorden. Enkele fouten met deze woordsoorten kunnen nog voorkomen in complexe constructies. 
Spelling, interpunctie en grammatica
De kandidaat heeft een goede beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Dit laat hij zien door correcte zinsconstructies toe te passen. De werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct, ook bij weinig voorkomende werkwoorden. De verbuiging van overige woordsoorten gebeurt vrijwel altijd correct. De kandidaat beheerst spelling en interpunctie goed: spelfouten komen zelden voor en de kandidaat gebruikt alle soorten leestekens vrijwel altijd correct. 
Afstemming op doel
De kandidaat werkt de opdrachten adequaat uit, waarmee hij zijn schrijfdoel bereikt. 
Woordenschat en woordgebruik
De kandidaat heeft een goede woordenschat. Dit laat hij zien door te variëren in woordgebruik en een adequate woordkeus. Hij gebruikt alle typen voorzetsels vrijwel altijd correct. 
Afstemming op publiek
De kandidaat is consequent in passend woordgebruik en toon, ook in teksten voor verschillende typen publiek.
Leesbaarheid
De kandidaat gebruikt, indien nodig, een heldere lay-out met witregels, kopjes en paragrafen.
Schrijven 3F

Slide 5 - Tekstslide

timer
1:30
Wat weten jullie nog van
"het invullen van een formulier"?

Slide 6 - Woordweb

Hoe zat het ook alweer? Het invullen van een formulier
 
Een formulier is een gedrukt of digitaal document waarop je bepaalde gegevens moet invullen. Formulieren gebruik je voor bestellingen, inschrijvingen, klachten, adreswijzigingen, verklaringen, aanvragen, sollicitaties, enz.

Vul een formulier juist en volledig in. Schrijf duidelijk leesbaar als je een formulier met de hand invult.

Op een formulier hoef je niet altijd alle velden in te vullen. Vaak zie je aan een sterretje (*) welke gegevens verplicht zijn. Soms moet je ook iets aankruisen, omcirkelen of onderstrepen.
 
Als er om een toelichting wordt gevraagd, schrijf je deze in je eigen woorden op. Gebruik daarvoor korte en duidelijke zinnen.
 
 

Slide 7 - Tekstslide

timer
1:30
Wat weten jullie van
"het schrijven van een motivatie"?

Slide 8 - Woordweb

Hoe zat het ook alweer? Het schrijven van een motivatie

Wat maakt een motivatiebrief anders dan een sollicitatiebrief? In een sollicitatiebrief verkoop je jezelf zo goed mogelijk en ligt de nadruk op je cv. In een motivatiebrief ligt de nadruk op jezelf en waarom de baan, opleiding of stage zo goed bij je past. Maar hoe begin je met een motivatiebrief schrijven en hoe verwoord je dat juist jij geschikt bent voor die baan, opleiding of stage? 

Stap 1: Maak meteen duidelijk wat je wilt.
Stap 2: Maak je motivatie(brief) meteen persoonlijk.
Stap 3: Stel jezelf kort voor.
Stap 4: Koppel gestelde eisen aan concrete voorbeelden
Stap 5: Wat is je doel en wat wil je nog leren?
Stap 6: Sluit netjes af, bedankt de lezer voor zijn/haar tijd.

Check je tekst altijd nog een keer op spelling, interpunctie en grammatica.

 
      

Slide 9 - Tekstslide

Examenopdracht 6: Aanvraag buitenlandse stage (formulier)
Aan het einde van jouw opleiding ga je een half jaar stagelopen in het buitenland. Via een organisatie kun je een aanvraag doen voor een buitenlandse stageplaats. Je kunt hierbij kiezen uit vier verschillende landen: Engeland, Spanje, Duitsland of Noorwegen. Je vult het aanvraagformulier in.

                                                                                                                                                             Open Microsoft Word op je laptop.
                                                                                                                                                             Vul de bovenzijde van het aanvraagformulier in (zie hiernaast).
                                                                                                                                                             Ontbrekende informatie mag je zelf verzinnen, maar hou het zo                                                                                                                                                                         dicht mogelijk bij jezelf.
 


timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Wat heb jij opgeschreven?

(Bovenzijde formulier invullen)

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelduitwerking bovenzijde formulier invullen

Slide 12 - Tekstslide

timer
5:00
Aan het einde van jouw opleiding ga je een half jaar stagelopen in het buitenland. Via een organisatie kun je een aanvraag doen voor een buitenlandse stageplaats. Je kunt hierbij kiezen uit vier verschillende landen: Engeland, Spanje, Duitsland of Noorwegen. Je vult het aanvraagformulier in.

Ga verder in hetzelfde WORD-bestand van net.
Schrijf nu de inleiding van het aanvraagformulier.  

In de inleiding:
* kies je de juiste aanhef; 
* beschrijf je waarom je deze aanvraag doet;
* vertel je dat je graag in het buitenland zou willen stagelopen. 

Ontbrekende informatie mag je zelf verzinnen, maar hou het zo dicht mogelijk bij jezelf.
 


Slide 13 - Tekstslide

Wat heb jij opgeschreven?

(De inleiding)

Slide 14 - Tekstslide

In de inleiding:
* kies je de juiste aanhef; 
* beschrijf je waarom je deze aanvraag doet;
* vertel je dat je graag in het buitenland zou willen stagelopen. 

 

 


Voorbeelduitwerking inleiding

Slide 15 - Tekstslide

Aan het einde van jouw opleiding ga je een half jaar stagelopen in het buitenland. Via een organisatie kun je een aanvraag doen voor een buitenlandse stageplaats. Je kunt hierbij kiezen uit vier verschillende landen: Engeland, Spanje, Duitsland of Noorwegen. Je vult het aanvraagformulier in.

Ga verder in hetzelfde WORD-bestand van net.
Schrijf nu de kern van het aanvraagformulier.  

In de kern:
* stel jezelf kort voor;
* vertel je waarom je graag in het buitenland zou willen stagelopen. Geef minimaal twee argumenten;
* beschrijf je wat de meerwaarde voor het bedrijf is wanneer jij daar stage zou komen lopen. Noem
   minimaal twee voordelen voor het bedrijf.
* beschrijf je wat je tijdens deze stage wilt leren. Benoem twee leerdoelen.
* vertel je wat je naast je stage nog meer wilt gaan doen in het buitenland. Noem minimaal twee
   plannen.
Ontbrekende informatie mag je zelf verzinnen, maar hou het zo dicht mogelijk bij jezelf.
 


timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb jij opgeschreven?

(De kern)

Slide 17 - Tekstslide

In de kern:
* stel jezelf kort voor; 
* vertel je waarom je graag in het buitenland zou willen stagelopen. Geef minimaal twee argumenten;
* beschrijf je wat de meerwaarde voor het bedrijf is wanneer jij daar stage zou komen lopen. Noem minimaal twee voordelen voor het bedrijf.
* beschrijf je wat je tijdens deze stage wilt leren. Benoem twee leerdoelen.
* vertel je wat je naast je stage nog meer wilt gaan doen in het buitenland. Noem minimaal twee plannen.
 

 

 
Voorbeelduitwerking kern

Slide 18 - Tekstslide

Aan het einde van jouw opleiding ga je een half jaar stagelopen in het buitenland. Via een organisatie kun je een aanvraag doen voor een buitenlandse stageplaats. Je kunt hierbij kiezen uit vier verschillende landen: Engeland, Spanje, Duitsland of Noorwegen. Je vult het aanvraagformulier in. 

Ga verder in hetzelfde WORD-bestand van net.
Schrijf nu het slot en de slotgroet van dit aanvraagformulier.  

In het slot:
* sluit je af met een pakkende uitsmijter;
* kies een passende slotgroet. 

Ontbrekende informatie mag je zelf verzinnen, maar hou het zo dicht mogelijk bij jezelf.
 


timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Wat heb jij opgeschreven?

(Het slot en de slotgroet)

Slide 20 - Tekstslide

In het slot:
* sluit je af met een pakkende uitsmijter;
* kies een passende slotgroet. 
 


Voorbeelduitwerking slot + slotgroet

Slide 21 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?
Hierna volgen er een aantal stellingen.
Kies steeds het antwoord dat het beste bij jou past.
Er is geen goed of fout antwoord. 

Slide 22 - Tekstslide

Ik ben deze les actief bezig geweest.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 23 - Poll

Ik weet nu hoe en waarop ik beoordeeld word
tijdens het schrijfexamen Nederlands.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 24 - Poll

Ik heb deze les kunnen oefenen
voor het examen schrijven.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 25 - Poll

De voorgaande lessen Nederlands hebben mij
goed voorbereid op het maken van
deze examenopdracht.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 26 - Poll

Extra oefenen:

* Moeite met spelling?
Maak dan de oefeningen van Beter Spellen
Deze zijn terug te vinden in de Nu Nederlands online licentie, onder het kopje 
'bij dit hoofdstuk' (aan de rechterzijde).
 
 * Moeite met formuleren?
Maak dan online de opdrachten van hoofdstuk 3: De stijl van je tekst.
Deze zijn terug te vinden in de Nu Nederlands online licentie, tabblad FORM3
 
* Moeite met hoofdletters en interpunctie?
Maak dan online de opdrachten van hoofdstuk 5: hoofdletters en interpunctie.
Deze zijn terug te vinden in de Nu Nederlands online licentie, tabblad GRAM5.

Slide 27 - Tekstslide