wk 1: Schrijven en Spelling

Lesplanning week 1
In de komende 2 lessen werk je aan de dia's hieronder. We starten met een nieuw onderdeel: Schrijven. Daarnaast werken we verder aan het onderdeel Spelling
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesplanning week 1
In de komende 2 lessen werk je aan de dia's hieronder. We starten met een nieuw onderdeel: Schrijven. Daarnaast werken we verder aan het onderdeel Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Schrijven
  • Je kunt een schrijfplan opstellen voor een nieuwsbericht
  • Je herhaalt de tekstdoelen 

Slide 2 - Tekstslide

kinderen 
groente leren eten
betrekken bij kookproces
Laura & Scato
kookboek
Youtubefilmpjes
gezond eten

Slide 3 - Tekstslide

Het plan.....
Laura en Scato willen dit kookboek uitbrengen. Hier hebben ze echter geld (donaties) voor nodig van ouders die geïnteresseerd zijn. Laura en Scato willen een nieuwsbericht opstellen om ouders te informeren over dit kookboek en ze te vragen om donaties. Ze hebben alvast een briefje gemaakt van wat er in dit nieuwsbericht moet komen te staan. Zie volgende 2 dia's. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Een schrijfplan opstellen
Je kunt niet zomaar beginnen met typen/schrijven. Om een goede tekst in elkaar te zetten, gebruik je een schrijfplan. Dit plan geeft je houvast om de alinea's straks makkelijker te kunnen schrijven/typen.

In de volgende dia zie je het schrijfplan. 

Slide 7 - Tekstslide

Lege versie: Drive - schrijven - Chef het samen - schrijfplan leeg

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfplan samen opstellen
Voor een deel wordt het plan samen met je docent opgesteld. Het andere deel stel je samen met een klasgenoot op. 

Slide 9 - Tekstslide

Het nieuwsbericht
Nieuwsberichten staan  vooral in kranten. In een nieuwsbericht wordt actuele informatie beschreven. De berichten zijn waarheidsgetrouw (objectief) en geven de feiten zo precies mogelijk weer. In de volgende dia zie je een voorbeeld van een nieuwsbericht.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Opzet nieuwsbericht
De opbouw is vaak als volgt:
  1. titel
  2. ondertitel (is er niet altijd)
  3. naam schrijver
  4. plaatsnaam
  5. eerste alinea met hoofdzaken = lead
  6. middenstuk, verdeeld in alinea's
  7. slot (is er niet altijd)

Slide 12 - Tekstslide

Typ het nieuwsbericht in de volgende stappen:
1. Schrijf aan de hand van je schrijfplan de alinea's bij de deelonderwerpen.
  • Schrijf de kernzinnen op de goede plaats in de alinea = antwoord op zoekvraag.
  • Zorg ervoor dat de toelichting/voorbeelden bij de kernzinnen duidelijk zijn. Schrijf begrijpelijke zinnen.
  • Gebruik verwijswoorden  waar mogelijk om de tekst prettiger leesbaar te maken.

Slide 13 - Tekstslide

(vervolg)
2. Schrijf de lead
  • Noteer hier de hoofdgedachte uit het schrijfplan.
  • Zorg voor een aantrekkelijk begin (gebruik één van de 4 manieren om een tekst in te leiden).

3. Titel en slot
  • Bedenk een aantrekkelijke titel boven je nieuwsbericht.
  • Schrijf een kort slot bij het nieuwsbericht (gebruik één van de 3 manieren)

Slide 14 - Tekstslide

Spelling
  • Je kunt met leestekens de directe reden aangeven. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen deze 2 zinnen?

1. Marjan zegt dat ze het koud heeft.

2. Marjan zegt: 'Ik heb het koud'. 


Slide 16 - Tekstslide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel in de vaatwasser.'


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - 

geen aanhalingstekens

  • Vader zei dat hij de vuile borden wel in de vaatwasser zou zetten.

Slide 17 - Tekstslide

'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 18 - Quizvraag

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Instructiefilmpje citeren
Bekijk het instructiefilmpje over citeren. Maak een aantekening in je schrift als je bepaalde onderdelen lastig vindt. 

https://expl.ai/CVTXTNX




Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht maken
2hv: blz. 227 opdracht 2 

2vwo: blz. 242 opdracht 2

Gebruik de voorbeelden uit de vorige dia.

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting
Huiswerk:

Voor de eerste les in week 2 heb je het volgende af:
1. Het nieuwsbericht bij 'Chef Het Samen' (zie dia's 12 t/m 14)
2. Opdracht 2 van spelling (2hv blz. 227, 2vwo blz. 242)



Slide 23 - Tekstslide


De dia's hieronder zijn alleen bedoeld voor klas 2P

Slide 24 - Tekstslide

Leerstof leestoets (herhaling)
  • 4 manieren om tekst in te leiden
  • 3 manieren om tekst af te sluiten
  • kernzin
  • tussenkopje
  • tekstdoel, -soort, -vorm
  • hoofdgedachte
  • tekstverbanden
  • 4 verbindingsmanieren
  • mening

Slide 25 - Tekstslide

4 manieren om tekst in te leiden:
  • De tekst starten met een kort (grappig) verhaaltje dat te maken heeft met het onderwerp.
  • Beginnen door het onderwerp aan te kondigen zodat de lezer weet waar de tekst over gaat.
  • De aanleiding vertellen voor het schrijven van de tekst (er is dan onlangs iets gebeurd)
  • Eén of meerdere vragen stellen in de inleiding waar je later in de tekst antwoord op gaat geven.

Slide 26 - Tekstslide

3 manieren om tekst af te sluiten
  • Een samenvatting geven
  • Een conclusie trekken
  • Een advies geven

Slide 27 - Tekstslide

De kernzin
De kernzin is de belangrijkste zin in een alinea. Het is vaak de 1e, 2e of laatste zin. 

Een kernzin bevat nooit voorbeelden of extra uitleg.

Sommige alinea's hebben geen kernzin, denk aan een instructie. Daarin zijn alle zinnen belangrijk. Je mag dan ook zeggen dat het allemaal kernzinnen zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Tussenkopje
Dit is een soort kleine titel die boven een alinea staat. Een tussenkopje geeft aan waar de alinea's daaronder over gaan. In een toets wordt wel eens gevraagd om zelf een tussenkopje te bedenken. Kijk dan altijd over welk onderwerp het grootste deel van de alinea gaat. 

Slide 29 - Tekstslide

tekstdoel, -soort en -vorm

Slide 30 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een zin die de hele tekst samenvat. Je pakt dan de complete zin in de tekst en niet maar een gedeelte. 
De hoofdgedachte staat vaak letterlijk in de inleiding of het slot. Soms staat deze daar niet en moet je zelf de hoofdgedachte verzinnen. Je gebruikt dan ook altijd de inleiding en het slot en zorgt dat het onderwerp terugkomt in je zin. 

Slide 31 - Tekstslide

7 tekstverbanden
In de volgende 7 dia's worden de tekstverbanden herhaald. Daarvoor zijn dia's uit een eerdere presentatie gebruikt. 
  1. uitspraak-voorbeeld
  2. uitspraak - tegenstelling
  3. uitspraak - opsomming
  4. oorzaak-gevolg
  5. dool-middel
  6. uitspraak-vergelijking
  7. uitspraak reden

Slide 32 - Tekstslide

Uitspraak- voorbeeld
  • Bij een voorbeeldgevend verband wordt een uitspraak gevolgd door één of meer voorbeelden. 

  • Voorbeelden van signaalwoorden:
      bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo..

Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op de aarde voor. Zo houdt de kakkerlak het al meer dan tweehonderd miljoen jaar vol.

Slide 33 - Tekstslide

Uitspraak-tegenstelling
  • Bij een tegenstellend verband wordt na een uitspraak het tegengestelde beweerd.

  • voorbeelden van signaalwoorden: 
       maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds....    
      anderszijds, daar staat tegenover...

'Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.'

Slide 34 - Tekstslide

Uitspraak-opsomming
  • Bij een opsommend verband worden zaken/dingen achter  elkaar genoemd.

  • voorbeelden van signaalwoorden: 
       ten eerste / tweede/ derde
       om te beginnen, ook, daarnaast,  ten slotte.

'Eerst ga je naar platform 9 3/4. Vervolgens ga je door de muur. Daarna pak je de trein.'

Slide 35 - Tekstslide

Middel-doel
  • Welk doel moet er behaald worden en welk middel of welke middelen heb je hiervoor nodig?

  • Voorbeelden van signaalwoorden:
       waarmee, met dat doel, daarmee, door middel van...

Om te slagen voor je vwo diploma, heb je voldoende tijd nodig voor je leer- en huiswerk.

Slide 36 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg
  • Iemand doet een uitspraak die een oorzaak bevat. In de volgende zin of alinea wordt het gevolg genoemd.

  • Voorbeelden van signaalwoorden:
daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor.......


De brug stond open, hierdoor kwam ik te laat op school.

Slide 37 - Tekstslide

Uitspraak-vergelijking
  • Na de uitspraak worden twee of meer dingen met elkaar vergeleken.


  • Voorbeelden van signaalwoorden:
       zoals, dezelfde, in vergelijking met, hetzelfde

In Nederland worden de coronamaatregelen aangescherpt, hetzelfde gebeurt in buurland Duitsland.


Slide 38 - Tekstslide

Uitspraak-reden
  • Na de uitspraak wordt de reden gegeven (waarom iemand iets wel of niet doet bijvoorbeeld).

  • Voorbeelden van signaalwoorden:
      daarom, want, omdat, namelijk....

Ik heb vanochtend lekker lang in bed kunnen liggen, want het eerste uur viel uit.


Signaalwoorden:

Slide 39 - Tekstslide

4 verbindingsmanieren
Er zijn 4 manieren om de verbanden uit de vorige dia's aan te brengen tussen alinea's. 
  1. Een signaalwoord gebruiken
  2. Een verwijswoord gebruiken
  3. Enkele woorden herhalen uit de vorige alinea
  4. Een alinea afsluiten met een aankondigende zin die aangeeft waar de volgende alinea over gaat.

Slide 40 - Tekstslide

Door een signaalwoord
......................................................................................................................................................................................................

Verder zijn hoge kosten van cartridges en printers ook een groot probleem. Soms kosten twee van zulke inktpatronen evenveel als de hele printer

Slide 41 - Tekstslide

Door herhaling
Planteneters moeten blijven
Van alle grote planteneters, zoals olifanten, giraffen en gorilla’s, wordt bijna zestig procent met uitsterven bedreigd. Wat gebeurt er als het echt zover komt? Een internationaal team van ecologen onderzocht de gevolgen van het uitsterven van deze dieren.

Het team van ecologen onderzocht meer dan vierenzeventig soorten grote planteneters van meer dan honderd kilo. Na hun onderzoek kwamen ze met verontrustende vooruitzichten. 

Slide 42 - Tekstslide

Door een overgangszin met verwijswoord
Als mens kun je bijvoorbeeld tegen jezelf zeggen: ik heb wel trek in dat taartje, maar ik laat het staan, want het is van iemand anders. Een aap zal volgens Stafleu nooit op die manier zijn emoties analyseren. ‘Een chimpansee laat een taartje misschien staan als je hem een paar keer hebt gestraft. Maar als hij ermee kan wegkomen, zal hij het gebakje alsnog pakken.’ 
Dat bewijst dat een aap zijn eigen emoties dus niet kan analyseren en bestempelen als goed of fout. 

Slide 43 - Tekstslide

Door aankondigende zinnen
Het team van ecologen onderzocht meer dan vierenzeventig soorten grote planteneters van meer dan honderd kilo. Na hun onderzoek kwamen ze met verontrustende vooruitzichten.
Allereerst hebben vleeseters geen prooien meer en neemt hun aantal af. Daarnaast wordt het landschap veel minder divers en de grond armer, omdat planteneters geen zaden of mest meer verspreiden.

Slide 44 - Tekstslide