present perfect/ past simple

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple

Gebruik je: als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen / als iets op een specifiek moment in het verleden was

Herkenningswoorden: 
vaak een duidelijke tijdsbepaling in het verleden


Slide 2 - Tekstslide

Past Simple: regelmatig
I / you / we / they
+
onderwerp ww+ed
-
onderwerp didn't ww
?
Did onderwerp ww

vb: 
I walked, He didn't walk, Did they walk

Slide 3 - Tekstslide

vragen stellen in de Past Simple
Did + onderwerp + hele werkwoord (voor alle personen!!)

Examples
Did you go there?  
Did they find the way? 
Did she do her homework? 
How did you cook that?

Slide 4 - Tekstslide

Jane ______ tennis yesterday. (to play)

Slide 5 - Open vraag

We _____ a film on TV. (to watch)

Slide 6 - Open vraag

I _____ a lovely dinner for the entire family last week. (to cook)

Slide 7 - Open vraag

Maak hier een vraag van:
They walked there.
A
Did they walked there?
B
Did they walk there?

Slide 8 - Quizvraag

Maak hier een vraag van:
I work here.
A
Did you worked here?
B
Did you work here?

Slide 9 - Quizvraag

Maak hier een vraag van:
I play basketball.
A
Did you play basketball?
B
Did you played basketball?

Slide 10 - Quizvraag

Gebruik de negatief "didn't"
The TV _________ last night.
(to work)

Slide 11 - Open vraag

Gebruik de negatief "didn't"
She _______ football yesterday.
(to play)

Slide 12 - Open vraag

Past Simple: onregelmatig
I / you / we / they
+
onderwerp 2e rijtje uit de lijst
-
onderwerp didn't ww
?
Did onderwerp ww

vb: 
I went, He didn't go, Did they go

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Past Simple: To Be
+
I was
You were
He was
-
I was not
We were not
She was not
?
Was I
Were they
Was it?

Slide 15 - Tekstslide

Vragen stellen: Let op!

Bij het werkwoord "to be" (zijn), is het anders:

I / he / she / it was  =  Was I / he / she / it? (was)
you / we / they were = Were you / we / they? (waren)

Slide 16 - Tekstslide

I _____ at the cinema with Mary last night. (to be)

Slide 17 - Open vraag

You _____ great in the play last week! (to be)

Slide 18 - Open vraag

They _____ sitting together during lunch. (to be)

Slide 19 - Open vraag

_____ you with Paul yesterday? (to be)

Slide 20 - Open vraag

_____ he a good student? (to be)

Slide 21 - Open vraag

_____ I wrong to believe her? (to be)

Slide 22 - Open vraag

           Present perfect
               
             have of has +
      voltooid deelwoord

Slide 23 - Tekstslide

       Voltooid deelwoord 
            
  
1
regelmatige werkwoorden
                       werkwoord + ed

onregelmatige werkwoorden
                        derde woord uit het rijtje
                         to fly - flew - flown
2

Slide 24 - Tekstslide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • he has not eaten at a restaurant?
Onkenningen maken in de present perfect
                         zet not achter have of has
                          
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?
vb

Slide 25 - Tekstslide

Present Perfect
Wordt gebruikt als iets in het verleden is gebeurd en nog niet is afgelopen
Wordt gebruikt voor ervaringen, iets wat je altijd al heb willen doen of iets wat je nog nooit hebt gedaan

Slide 26 - Tekstslide

before /lately /up till now /for / for how long /just 
already /never /ever /since /so far /yet
signaalwoorden :
(als deze woorden in de zin staan moet je meestal de present perfect gebruiken)

Slide 27 - Tekstslide

Uitzondering
het is wel al afgelopen maar je gebruikt toch 
de present perfect

Het is  afgelopen maar het resultaat is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.


I have lost my keys.
Je bent niet meer bezig je sleutels te verliezen maar het resultaat ( bv. je kunt je huis niet in) is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

past simple
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is gebeurd?
ja
nee
present perfect
(have/has volt dw)
  • ww + ed 
  • 2e vorm onr

ja
no
No
ja
Is het al afgelopen?

Slide 30 - Tekstslide

past simple
Present perfect
since
just
recently
already
ever
not yet
so far
lately
a day ago
in 2019
the other day
last week
yesterday
When I was a child
up till now

Slide 31 - Sleepvraag

I  .................  him a present on his birthday (to give)
I  ....................  him a present on his birthday yesterday (to give)
I ..................   in London in 2016 ( to live)
I ......................in London since 2016 (to live)
have given
have lived
gave
lived
have gave
has lived

Slide 32 - Sleepvraag

He  .................  home last night ( to come)
he  ....................  home and unpacked. ( to come)
we .................    to France last summer  ( to go)
We ......................to France by plane (to go)
have come
have went
came
went
has come
have gone

Slide 33 - Sleepvraag

I  .................    that film yet (to see)
he  ....................  there yesterday morning. (to go)
I .................        him an hour ago (to see)
I ......................  an apple before lunch (to eat)
haven't seen
have seen
ate
went
didn't see
saw
have eaten
has gone

Slide 34 - Sleepvraag

I  .................    my passport (to lose)
she   ...................  the book during her trip (to read)
he  .................        to Paris last week (to fly)
Peter ....................  told a joke and made them laugh. (to tell)
have lost
has flown
told
flew
has read
read
has told
lost

Slide 35 - Sleepvraag

Rebecca .................  to bed (to go)
I  ....................    him all my life. (to know)
I .................      a helicopter in 2004 (to build)
she ......................  that song beautifully. (to sing)
has gone
have built
knew
built
have known
sang
has sung
went
build
knowed

Slide 36 - Sleepvraag

Where is John? I ..... him yet.
(not see)

Slide 37 - Open vraag

We .... the party last Friday
(not enjoy)

Slide 38 - Open vraag

Present Perfect or Past Simple?
"I ... (never, to visit) Africa before."

Slide 39 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
Peter ____ (play) football yesterday

Slide 40 - Open vraag

Present perfect or past simple?
Roald Dahl .......... (not, write) many sad stories.

Slide 41 - Open vraag

Present perfect or past simple?
Martha..... her homework this morning. (finish)

Slide 42 - Open vraag

Present perfect or past simple?
School ... (not/start) yet.

Slide 43 - Open vraag

I ..................(be) a teacher since 2010.

Slide 44 - Open vraag

Fill in past simple or present perfect.
Jack .........(finish) work an hour ago.

Slide 45 - Open vraag

Questions?
QUESTIONS?

Slide 46 - Tekstslide

ALL RIGHT!

Lesson 3: WRITING

Opdrachten: 11, 12, 13 (grammatica)
+
Versterk jezelf: past simple of present perfect

Slide 47 - Tekstslide