6.1 Je inkomen wordt belast

H6 Iedereen betaalt belasting
Paragraaf 6.1 Je inkomen wordt belast
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 Iedereen betaalt belasting
Paragraaf 6.1 Je inkomen wordt belast

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Inkomen

Slide 3 - Woordweb

Belasting

Slide 4 - Woordweb

Inhoudingen

Slide 5 - Woordweb

Leerdoelen 6.1
  • Je kunt uitleggen waarom je loonheffing betaalt.
  • Je kunt uitleggen wat inkomstenbelasting is.
  • Je kunt uitleggen wat belastbaar inkomen, eigenwoningforfait en bijtelling is.
  • Je kunt uitleggen wat aftrekposten zijn.
  • Je kunt het belastbaar inkomen berekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Loonheffing
Als je werkt, houdt je werkgever loonheffing in op je brutoloon en draagt dit af aan de belastingdienst.
Loonheffing bestaat uit:
  • Loonbelasting
  • Premie volksverzekeringen
De werkgever betaalt zelf de premie werknemersverzekering, deze maakt daardoor ook geen deel uit van de loonheffing.

Slide 7 - Tekstslide

Wie draagt loonheffing af aan de belastingdienst?
A
Pensioenfonds
B
Werkgever
C
Werknemer
D
Belastingbetaler

Slide 8 - Quizvraag

Inkomstenbelasting
  • Loonheffing is inkomstenbelasting die je vooruit betaalt. 
  • Iedereen betaalt inkomsten over zijn privé-inkomen.
  • Na afloop van een jaar moet je hier aangifte van doen.
  • Als dit is verwerkt krijg je een aanslag, hierin staat hoeveel inkomstenbelasting je moet betalen of juist teveel betaald hebt. 
  • Meestal is je inkomstenbelasting gelijk aan je loonheffing.

Slide 9 - Tekstslide

Wat betaal je over je privé-inkomen?
A
Zorgverzekeringspremie
B
Werkgeversbijdrage
C
Loonheffing
D
Inkomstenbelasting

Slide 10 - Quizvraag

Boxen
Bij de inkomstenbelasting maak je onderscheid tussen verschillende soorten inkomens, die elk op een andere manier worden belast. Deze inkomsten zijn ondergebracht in 3 boxen:
  • Box 1: Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
  • Box 2: Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
  • Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Slide 11 - Tekstslide

Wat wordt belast in Box 3?
A
Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
B
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
C
Belastbaar inkomen uit investeringen
D
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Slide 12 - Quizvraag

Box 1
Box 1 gaat over je belastbaar inkomen uit werk en eigen woning. Over het belastbaar inkomen wordt de belasting berekend. In het belastbaar inkomen tellen de volgende bedragen mee.
  • Inkomen uit werk, dit is loon of nettowinst
  • Als huiseigenaar, tel je het eigenwoningforfait bij je inkomen op, dit is een deel van de waarde van je woning.
  • Rijd je privé in een auto van de zaak? Dan tel je een percentage van de nieuwaarde van de auto bij je inkomen op. Dat noem je bijtelling.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het eigenwoningforfait?
A
Een deel van de waarde van je woning
B
Een belastingaftrek voor huiseigenaren
C
Een heffingskorting voor woningbezitters
D
Een vergoeding voor energieverbruik in huis

Slide 14 - Quizvraag

Aftrekposten
  • Op je inkomen mag je kosten in mindering brengen.
  • Je noemt dat de aftrekposten.
  • Deze aftrekposten maken je belastbaar inkomen lager, waardoor je minder belasting betalt.
  • Naast hypotheekrente zijn je eigen studiekosten en giften aan goede doelen aftrekposten.
  • Als je met het OV naar je werk rijdt, mag je dat ook aftrekken.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn aftrekposten?
A
Kosten die geen invloed hebben op je belastingen.
B
Kosten die je van je inkomen mag aftrekken.
C
Kosten die je alleen maar aan de belastingdienst moet melden.
D
Kosten die je moet bijtellen bij je inkomen.

Slide 16 - Quizvraag

Belastbaar inkomen berekenen
  • Met je inkomsten, eigenwoningforfait, bijtelling en aftrekposten kun je je belastbaar inkomen berekenen.
  • Op de volgende pagina, zie je hoe je dat doet.
  • De Belastingdienst rekent altijd met hele bedragen.
  • Bij het berekenen van belasting rond je daarom altijd af op hele euro's. Dat mag in je eigen voordeel: inkomsten naar beneden, aftrekposten naar boven.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe rondt de Belastingdienst het belastbaar inkomen af?
A
Op halve euro's
B
Op hele tientallen
C
Op hele euro's
D
Op hele centen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Maken opdrachten 8 t/m 11

Slide 20 - Tekstslide

Je kunt nu
  • Je kunt uitleggen waarom je loonheffing betaalt.
  • Je kunt uitleggen wat inkomstenbelasting is.
  • Je kunt uitleggen wat belastbaar inkomen, eigenwoningforfait en bijtelling is.
  • Je kunt uitleggen wat aftrekposten zijn.
  • Je kunt het belastbaar inkomen berekenen.

Slide 21 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 6.1 
  • Aftrekposten
  • Belastbaar inkomen
  • Bijtelling
  • Eigenwoningforfait
  • Inkomstenbelasting 

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.1: 2, 3, 4, 5, 6, 7, (8 t/m 11 Klassikaal)
Maken Rekenopdrachten: 2, 3 en 4
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 6.1
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 6.1 
 

timer
25:00

Slide 23 - Tekstslide