meewerkend voorwerp

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...


  • weet je wat het meewerkend voorwerp is.
     
  • kun je het meewerkend voorwerp in een gegeven zin vinden.

  • kun je een zin ontleden volgens een stappenplan.

  • kun je een zin in zinsdelen verdelen en de zinsdelen onderwerp + persoonsvorm + werkwoordelijk gezegde + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp benoemen.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...


  • weet je wat het meewerkend voorwerp is.
     
  • kun je het meewerkend voorwerp in een gegeven zin vinden.

  • kun je een zin ontleden volgens een stappenplan.

  • kun je een zin in zinsdelen verdelen en de zinsdelen onderwerp + persoonsvorm + werkwoordelijk gezegde + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling

  • Persoonsvorm = belangrijkste werkwoord (vraagproef, getalsproef, tijdsproef)
  • Zinsdelen: verplaatsingsproef (welk woord of welke woordgroep kan voor de pv.
  • Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden uit de zin.
  • Onderwerp = wie/wat + gezegde?
  • Lijdend voorwerp = wat/wie + gezegde + onderwerp?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is een meewerkend voorwerp?

Slide 4 - Open vraag

Laura geeft haar ouders een bos bloemen.
Wat is mwv?
A
aan Laura
B
aan haar ouders
C
aan een bos bloemen

Slide 5 - Quizvraag

Voor ons wordt een liedje gezongen.
Wat is mwv?
A
voor ons
B
voor jouw
C
voor mij

Slide 6 - Quizvraag

De regering geeft het onderwijs extra geld.
Wat is mwv?
A
de regering
B
het onderwijs
C
extra geld

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 9 - Open vraag

Het meewerkend voorwerp is:
De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 12 - Open vraag

Stappenplan
  1. Onderstreep de persoonsvorm.


  2. Verdeel de zin in zinsdelen.


  3. Selecteer het onderwerp (o), het gezegde (wg), het lijdend voorwerp (lv) en het meewerkend voorwerp (mv). 

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school
A
fiets(1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quizvraag

Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Wie =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quizvraag

Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Mijn konijn =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quizvraag

Ontleed de volgende zin volgens het stappenplan:
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 21 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 22 - Open vraag

Wat moet je nu doen?
Hoofdstuk 5: grammatica, zinsdelen blz. 156.
* Maken de opdrachten 1 t/m 5 digitaal;
* Leren het groene gedeelte op bladzijde 156.

Heb jij al een leesboek uitgezocht?

Slide 23 - Tekstslide