Chapitre 2 Brugklas - révision

Chapitre 2 Révision
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 2 Révision

Slide 1 - Tekstslide

Tes objectifs

  • Ik kan het werkwoord avoir nog steeds vervoegen.
  • Ik kan mezelf voorstellen
  • Ik kan werkwoorden op -er vervoegen.
  • Ik kan de ontkenning gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 3 - Sleepvraag

Ch. 1 avoir = hebben

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoord: avoir
Tu ..........
A
a
B
as
C
va
D
fait

Slide 5 - Quizvraag

Werkwoord avoir:
on ....

Slide 6 - Open vraag

Werkwoord avoir:
Nous .....
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoord avoir:
ils .....

Slide 8 - Open vraag

Werkwoord: avoir
elle ..........
A
est
B
a
C
va
D
fait

Slide 9 - Quizvraag

Plaats in de zin
Ontkenning bestaat uit twee delen: ne ... pas

ne zet je voor de persoonsvorm (1e werkwoord)
pas zet je na de persoonsvorm (1e werkwoord)

Voor een klinker (a, i, o, u) of stomme h (habite) verandert ne in n'

Slide 10 - Tekstslide

Betekenis ne...pas
In het Nederlands zeggen we geen of niet:

Ik kijk de film <--> Ik kijk de film niet.
Ik eet pizza <--> Ik eet geen pizza.

Slide 11 - Tekstslide

Geef ontkennend antwoord:
Tu comprends tout?
A
Tu ne comprends pas
B
Je ne comprends pas
C
Je ne comprend pas
D
Tu comprends pas

Slide 12 - Quizvraag

Ne ... pas betekent:
A
Niet / geen
B
Wel
C
Soms
D
Nooit

Slide 13 - Quizvraag

De ontkenning ne ... pas zet je om:
A
na de persoon
B
de persoonsvorm

Slide 14 - Quizvraag

Je ne pas suis français.
A
B

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de ontkenning van; c'est possible (ne...pas).
A
C'est ne pas possible.
B
Ce pas possible.
C
Ne c'est pas possible.
D
Ce n'est pas possible.

Slide 16 - Quizvraag

Geef ontkennend antwoord:
Tu aimes les fraises?
Non, ...

Slide 17 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord:
Vous habitez à Assen?
Non, ...

Slide 18 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord:
Ils commandent la pizza?
Non, ....

Slide 19 - Open vraag

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op de letters -ER. 
Bijvoorbeeld:
  • danser = dansen
  • travailler = werken
  • habiter = wonen
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

Slide 20 - Tekstslide

Hoe maak je de goede vorm? De stam
STAP 1: Je maakt de stam door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter.

Bijvoorbeeld:
habiter --> habit
danser --> dans-
travailler --> travaill

Slide 21 - Tekstslide

STAP 2: voeg de uitgang toe die bij het onderwerp past.

Slide 22 - Tekstslide

Tu te souviens? 

Slide 23 - Tekstslide

commencer
rentrer
manger
acheter
trouver
chercher
beginnen
naar huis gaan
eten
kopen
zoeken
vinden

Slide 24 - Sleepvraag

Zet in de goede vorm:
nous (zoeken)
A
cherchons
B
cherche
C
cherchez
D
cherchent

Slide 25 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
Ils (eten)
A
magnent
B
mange
C
mangent
D
mangez

Slide 26 - Quizvraag

Maak de goede vorm:
zij nodigen uit

Slide 27 - Open vraag

                           au revoir!

Slide 28 - Tekstslide