Les 2: Paragraaf 5.3 en 5.4

Internationale handen en Handel binnen de EU
Economie 
Klas 4 
Paragraaf 5.3 en 5.4
Les 2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Internationale handen en Handel binnen de EU
Economie 
Klas 4 
Paragraaf 5.3 en 5.4
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Introductie
Nederland koopt veel verschillende goederen uit het buitenland. Nederland verkoopt veel van deze goederen weer door aan andere landen, het grootste gedeelte binnen Europa, maar ook daarbuiten. Deze paragraaf gaat over de internationale handel en de samenstelling van de Nederlandse import en export.

Slide 2 - Tekstslide

Internationale handel
Het kopen van of verkopen aan bedrijven in het buitenland. Internationale handel bestaat dus uit het in- en uitvoeren van goederen en diensten

Slide 3 - Tekstslide

Open economie
Nederland heeft een open economie

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.

Slide 4 - Tekstslide

Nationaal inkomen (BNP )
De optelsom van alle inkomens uit arbeid en bezit (zoals loon, rente, huur, pacht).

Wat zegt dit? Je kunt pas vergelijken met andere landen als je het inkomen per hoofd van de bevolking weet.


nationaal inkomen : aantal inwoners = inkomen per inwoner

Slide 5 - Tekstslide

Een gevolg van internationale arbeidsverdeling is dat …
A
arbeidsintensief werk vooral in lage lonenlanden wordt gedaan.
B
robots steeds meer werk van de mens overnemen.
C
producten steeds vaker op één plek worden geproduceerd.

Slide 6 - Quizvraag

Internationale arbeidsverdeling
Elk soort land heeft een eigen taak in het wereldsysteem (handel). 

De internationale arbeidsverdeling is mede ontstaan door globalisering. 


Slide 7 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling
Producten worden gemaakt en geëxporteerd wordt door het land dat dit het beste en/of goedkoopste kan.
 

Slide 8 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling

Ieder land maakt producten waarin het goed is. 

Slide 9 - Tekstslide

Betalingsbalans
De betalingsbalans geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen en diensten
Wanneer de exportwaarde meer is dan importwaarde spreekt men van een overschot op de betalingsbalans.
Wanneer de importwaarde meer is dan de exportwaarde spreekt men van een tekort op de betalingsbalans.

Slide 10 - Tekstslide

Betalingsbalans
Betalingsbalans:

Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland
Uitvoerwaarde:
Wat we in totaal met export verdienen
Invoerwaarde:
Wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten
Overschot op de betalingsbalans:
export > import
(er komt meer geld binnen door export dan dat er via de import uit gaat)
O
Tekort op de betalingsbalans:
import > export
(er gaat meer geld uit door import, dan er binnenkomt door export)
T

Slide 11 - Tekstslide

Dekkingsgraad
Export / Import x 100%

Wat bereken je?
Kan een land de import betalen met de  opbrengsten van de export?
Import 100 miljard, Export 105 miljard

Dekkingsgraad = export / import x 100%

105 miljard/ 100 miljard x 100% = 105%

Import kan dus betaald worden vanuit exportopbrengsten.
Aantekening

Slide 12 - Tekstslide

Het saldo op de betalingsbalans is € ...
Nederland heeft een ......   saldo op de betalingsbalans.
€ 55 mrd
€ 1025 mrd
Overschot
Tekort

Slide 13 - Sleepvraag

Tekort op de betalingsbalans
Overschot op de betalingsbalans

Slide 14 - Sleepvraag

Open of gesloten economie?
Een land dat veel in- en uitvoert in verhouding tot het nationaal inkomen heeft een open economie = Nederland

Landen die naar verhouding weinig in- en uitvoeren ten opzichte van het nationaal inkomen, hebben een meer gesloten economie.


Slide 15 - Tekstslide

Nederland heeft een ... economie.
A
gesloten
B
open

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
C
Weinig invoer (export) en uitvoer (import) in verhouding tot de productie.

Slide 17 - Quizvraag

Als de waarde van de geïmporteerde goederen en diensten groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen en diensten heb je ...
A
een overschot op de betalingsbalans.
B
een tekort op de betalingsbalans.

Slide 18 - Quizvraag

Op Papier
Van een of ander land is het volgende bekend:
- Importwaarde: 456 mld
- Exportwaarde: 423 mld
- BBP: 543 mld

1. Bereken het handelsoverschot of – tekort in euro’s.
2. Bereken de exportquote (1 decimaal)
3. Bereken de importquote (1 decimaal)
4. Bereken de dekkingsgraad (1 decimaal)

Slide 19 - Tekstslide

Antwoord
1. Bereken het handelsoverschot of – tekort in euro’s.
423 – 456 = 33 mld tekort (als import groter is dan heb je een tekort)

2. Bereken de exportquote (1 decimaal)
(Export : BBP) x 100 = 423 : 543 x 100 = 77,9%

3. Bereken de importquote (1 decimaal)
Import : BBP = 456: 543 x 100 = 84%

4. Bereken de dekkingsgraad (1 decimaal)
(Export : Import) x 100 = 92,8%
Dekkingsgraad onder de 100?  tekort

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vrijhandel
De Europese Unie (EU) heeft (in 2020) 27 lidstaten, waaronder Nederland. Binnen de EU is er vrijhandel. Anders gezegd: er is vrij verkeer van goederen en diensten. Als je in het ene land van de EU iets koopt, mag je dat gewoon meenemen naar een ander land van de EU. Je moet je wel aan de regels houden, je moet bijvoorbeeld btw betalen. Die regels zijn niet hetzelfde in alle EU-landen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Waarom een Europese Unie?
De oprichting van de EU had het doel om een nieuwe oorlog voorkomen, en te samenwerken op economisch gebied.

Slide 24 - Tekstslide

Kenmerken van de Europese Unie
  • gemeenschappelijke regels in de verschillende landen
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Er is vrij verkeer van:
  • goederen (vrijhandel)
  • diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 25 - Tekstslide

De Europese markt
Europa heeft een INTERNE markt. Dit is handig want op deze manier kunnen landen binnen de EU makkelijker met elkaar handelen. In principe zijn er binnen Europese unie dus geen officiële grenzen meer.

Slide 26 - Tekstslide

Kartel
Verboden prijsafspraken = kartel

Reden → onderlinge concurrentie beperken

Slide 27 - Tekstslide

Vrijhandel en protectie
Binnen de EU is er vrijhandel.
T.o.v.  niet- EU landen, wil de EU de eigen economie en werkgelegenheid beschermen door het nemen van protectiemaatregelen.

Wereldwijd zijn er meer afspraken tussen bepaalde landen : vrijhandelszondes

Slide 28 - Tekstslide

Protectionisme en vrijhandel
Protectiemaatregelen
  • invoerrechten
  • contingentering
  • invoerverbod
  • exportsubsidie
Vrijhandel
  • bijv. Europa
  • vrijhandelszones
  • WTO
Vrijhandelszones:
Groepen landen die geen onderlinge protectiemaatregelen hebben. 

Slide 29 - Tekstslide

Voordelen Vrijhandel
1) Efficiente productie en lagere prijzen
2) Meer handel en productie en dus meer werkgelegenheid
3) Groei welvaart en wereldinkomen
4) Meer keuze voor consument


Slide 30 - Tekstslide

Nadeel vrijhandel
  • Door buitenlandse concurrentie kunnen Nederlandse bedrijven failliet gaan.
  • Belasting van het milieu

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Maken
Paragraaf 5.3 en 5.4

Slide 33 - Tekstslide