Les 2 K4 3k

Les 2 K4 3k
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 2 K4 3k

Slide 1 - Tekstslide

Ziel
Je kunt de gebiedende wijs in de juiste vorm gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Imperativ, Befehlsform
                                   .
In dieser Stunde lernst du verschiedene Formen des Imperatives kennen und
wie du diese richtig verwenden kannst!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Samenvatting

3 vormen van het werkwoord:

  • Enkelvoud = stam van du- vorm (geen -st)
        (Let op! Bij stam op d/t = +e!)
  • Meervoud = ihr- vorm 
  • Beleefdheid= hele werkwoord + Sie. 

In Duitsland wordt vaak het woordje "bitte" bij de gebiedende wijs erbij gezegd!

--> haben & sein = hebben een eigen Imperativ (Sei/seid/seien = wees)

Slide 8 - Tekstslide


Lasst uns mal üben!

Slide 9 - Tekstslide

lassen(=laten)
... mich in Ruhe, Peter!
A
Lasst
B
Lasse
C
Lass
D
Lassen Sie

Slide 10 - Quizvraag

spielen (=spelen)
Georg und Michael, .... mit mir!
A
spielen
B
spiel
C
spiele
D
spielt

Slide 11 - Quizvraag

warten (=wachten)
Ilse und Erika, .... auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet

Slide 12 - Quizvraag

Gebied. wijs enkelvoud van "denken"
A
Denkt!
B
Denken Sie!
C
Denk!
D
Denkst!

Slide 13 - Quizvraag

Gebied. wijs enkelvoud van "sprechen"
A
Sprich!
B
Sprecht!
C
Sprech!
D
Spreche!

Slide 14 - Quizvraag

Gebied. wijs meervoud van "tragen"
A
Trägt!
B
Tragt!
C
Trage!
D
Tragen!

Slide 15 - Quizvraag

Gebied. wijs meervoud van "arbeiten"
A
Arbeit!
B
Arbeiten!
C
Arbeite!
D
Arbeitet!

Slide 16 - Quizvraag

Gebied. wijs beleefdheidsvorm
"gehen"
A
Geht!
B
Gehen Sie!
C
Geht Sie!
D
Gehe Sie!

Slide 17 - Quizvraag

Gebied. wijs enkelvoud van "arbeiten"
A
Arbeit!
B
Arbeitet!
C
Arbeite!
D
Arbeiten!

Slide 18 - Quizvraag

Gebied. wijs beleefdheidsvorm
"denken"

A
Denken!
B
Denk Sie!
C
Denken Sie!
D
Denke Sie!

Slide 19 - Quizvraag

Gebied. wijs enkelvoud van "haben"
A
Habt es gut!
B
Hab es gut!
C
Haben Sie es gut!

Slide 20 - Quizvraag

Gebied. wijs meervoud van "sein"
A
Seien froh!
B
Sei froh!
C
Seid froh!

Slide 21 - Quizvraag

Gebied. wijs beleefdheidsvorm van "sein"
A
Seid froh!
B
Sei Sie froh!
C
Seien Sie froh!

Slide 22 - Quizvraag

Ich verstehe den Imperativ
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Mal üben!

Slide 24 - Tekstslide