Voorrang: signalen, veiligheidsvoertuigen en voorrang

Voorrang: 
signalen, veiligheidsvoertuigen en voorrang
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Voorrang: 
signalen, veiligheidsvoertuigen en voorrang

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signalen en tekens
Welke signalen ken je in het verkeer?
Welke tekens ken je in het verkeer?
En wat heeft dat met voorrang te maken?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Welke signalen of tekens zie je?

Waarom doen ze dat?

Slide 3 - Tekstslide

Welke signalen en tekens zie je? 

Waarom doen ze dat?
  • Met signalen en tekens laat je zien wat je gaat doen in het verkeer.
Wie wil welke richting uitgaan?
  • De auto geeft richting aan met het linkerknipperlicht (wil linksaf slaan). 
  • De fietser geeft richting aan met zijn rechterarm (wil rechtsaf slaan).
  • De voetganger wacht op de stoep: ze wil oversteken.
Wie zijn op dezelfde weg?
  • De auto en de fietser en de voetganger zijn alle drie op dezelfde weg.
Voorrang: wie gaat voor? 
Regel: rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
Regel: de kleine bocht gaat voor de grote bocht.

Wie gaat op dezelfde weg rechtdoor?
(voetganger)
Wie gaat voor?
(voetganger)
Wie gaat daarna?
(dan de fietser, dan de auto)
De 
Waarom?
Met signalen en tekens laat je zien wat je gaat doen in het verkeer.

De auto geeft richting aan met het knipperlicht. 
De fietser geeft richting aan met zijn arm.
De voetganger wil oversteken (wacht op de stoep).

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie wil welke richting uitgaan?

Slide 5 - Tekstslide

De auto geeft richting aan met het knipperlicht (wil linksaf slaan). 
De fietser geeft richting aan met zijn rechterarm (wil rechtsaf slaan).
De voetganger wil oversteken.
De 
Wie wil welke richting uitgaan?
De auto geeft richting aan met het linkerknipperlicht (wil linksaf slaan). 
De fietser geeft richting aan met zijn rechterarm (wil rechtsaf slaan).
De voetganger wil oversteken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie zijn hier op dezelfde weg?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie zijn hier op dezelfde weg?

De auto en de fietser en de voetganger zijn alle drie op dezelfde weg.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie gaat op de weg rechtdoor?
Wie gaat hier eerst? 
En wie gaat daarna?  
Waarom?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie gaat op dezelfde weg rechtdoor?
Wie gaat hier eerst? 
En wie gaat daarna?
De voetganger. 
De voetganger. 
De fietser die maakt de kleine bocht. Dan de auto, die de grote bocht maakt. 
Regel 1: rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
Regel 2: kleine bocht gaat voor grote bocht.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie gaat op de weg rechtdoor?
Wie gaat hier eerst? 
En wie gaat daarna en waarom?
De voetganger. 
De voetganger. 
Dan de fietser en dan de auto. 
Regel: Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie heeft voorrang?
De brandweerauto wil naar links.
De voetganger wil oversteken.
De fietser wil rechtsaf gaan.
Wie heeft voorrang?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie heeft voorrang?
De vuilnisauto wil naar links.
De voetganger wil oversteken.
De fietser wil rechtsaf gaan.
Wie heeft voorrang?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 
Wie heeft voorrang?
De auto wil naar links.
De voetganger wil oversteken.
De fietser wil rechtdoor.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies