In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Zinsontleding
Oefenen met het stappenplan
Slide 1 - Tekstslide
Ontleed de volgende zin. De directeur gaf haar een mooi cadeau.
Slide 2 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. Voor de school stond een groep jongens.
Slide 3 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. Hij liet haar zijn website zien.
Slide 4 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.
Slide 5 - Open vraag
Wat weet jij nog van zinsontleding? Zet de afkortingen in de goede volgorde onder elkaar en noteer daarna hoe je het zinsdeel kunt vinden. Begin met: pv =
Slide 6 - Open vraag
Ontleed de zin:
Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.
Slide 7 - Open vraag
Naamwoordelijk of werkwoordelijk?
1. ZWaBBeLS in de zin? 2. Naamwoord in de zin (dat iets zegt over het onderwerp)?
Slide 8 - Tekstslide
Noteer het gezegde.
Hij heeft hard gerend vandaag.
Slide 9 - Open vraag
Noteer het gezegde. Na die nederlaag leken de volleybalsters ontroostbaar.
Slide 10 - Open vraag
Noteer het gezegde. Volgens veel mensen is december de gezelligste maand van het jaar.
Slide 11 - Open vraag
Noteer het gezegde. Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel van het vak Nederlands.
Slide 12 - Open vraag
Noteer het gezegde. Zij zou gisteren hebben overgegeven op het schoolplein.
Slide 13 - Open vraag
Maak een zin met een werkwoordelijk gezegde met het werkwoord 'kussen'.
Slide 14 - Open vraag
Zet jouw zin met 'kussen' in de lijdende vorm.
Slide 15 - Open vraag
Maak een zin met een naamwoordelijk gezegde met het woord 'schijnen'.
Slide 16 - Open vraag
Ontleed de volgende zin.
Ben je helemaal gek geworden!
Slide 17 - Open vraag
Ontleed de volgende zin.
De directeur gaf haar een mooi cadeau.
Slide 18 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. De directeur gaf haar een mooi cadeau.
Slide 19 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. De directeur gaf haar een mooi cadeau.
Slide 20 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. De directeur gaf haar een mooi cadeau.
Slide 21 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. De directeur gaf haar een mooi cadeau.
Slide 22 - Open vraag
Ontleed de volgende zin. De directeur gaf haar een mooi cadeau.