In deze les zitten 87 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Les 4-6 aangepaste versie 2A-2B
Slide 1 - Tekstslide
- hoe gaat de opdracht?
- bespreken interactief: ulcera, ileus, divertikels en fibromyalgie
- oefentoets (socrative)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Met welke medische term beschrijf je een zweer in de maag? (dus NIET de darm) (30 sec)
A
ulcus pepticum
B
ulcus ventriculi
C
ulcus duodeni
D
ulcus gastricum
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de meest voorkomende oorzaak van ulcera? (30 sec)
A
helicobacter pylorie
B
sommige medicatie
C
stress en roken
D
dieet: alcohol, koffie, pittig
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Een zorgvrager is misselijk, heeft omhoogkomend zuur en pijn in de bovenbuik vlak na het eten. Wat is hier aan de hand? (20 sec)
A
ulcus in ventriculi
B
ulcus duodeni
Slide 9 - Quizvraag
Een zorgvrager heeft een ulcus duodeni. Welke klacht hieronder past daar NIET bij? (2 opties) (30 sec)
A
pijn vlak na het eten
B
boeren/opgeblazen gevoel
C
misselijkheid/braken
D
diarree
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Je wilt weten of een zorgvrager een ulcus pepticum heeft. Welk AANVULLEND onderzoek ga je dan doen? (30 sec)
Slide 12 - Open vraag
Je wilt weten of de zorgvrager een helicobacter pylori infectie heeft. Welke 3 manieren heb je daarvoor? (45 sec)
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Bij iemand met een ulcus pepticum, geef je ook leefstijl adviezen. Welke hoort er niet bij? (30 sec)
A
stoppen met roken
B
stress verminderen
C
geen alcohol nemen
D
dieet: veel kruiden eten
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
timer
1:00
Wat heb je geleerd over ileus?
Slide 18 - Woordweb
Paralytische ileus
Mechnische ileus
Mechanische versus paralytische ileus (30 sec)
ileus veroorzaakt door een obstructie in de darmdoorgang
ileus veroorzaakt door een (tijdelijke) verlamming van de spieren in de darmwand
Slide 19 - Sleepvraag
Een mechanische ileus kan veroorzaakt worden door: (45 sec)
A
bepaalde medicijnen
B
ontsteking alvleesklier
C
verklevingen in de darm
D
ontsteking buikvlies
Slide 20 - Quizvraag
Stelling: na een buikoperatie kan er sprake zijn van obstipatie en soms ook een ileus. (20 sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
hierna een sleepvraag
oorzaken van een mechanische ileus.
maar wat zie je hier op de foto's. zet de juiste naam, bij de juiste foto
Slide 24 - Tekstslide
Volvulus
galstenen
invaginatie
verklevingen
poliepen
Slide 25 - Sleepvraag
Slide 26 - Tekstslide
Ileus - symptomen
Aan welke klachten/symptomen
kun je een Ileus herkennen
bij een zorgvrager?
Slide 27 - Tekstslide
Een zorgvrager heeft een ileus. Hij is misselijk, braakt en heeft buikpijn. Hij poept nog wat ontlasting. Hier is sprake van een (20 sec):
A
hoge ileus
B
lage ileus
Slide 28 - Quizvraag
Als je een ileus hebt kun je in sommige gevallen nog ontlasting hebben. Stelling: deze is altijd vast en hard. (20 sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Tekstslide
Welke onderzoeken worden gebruikt bij de diagnostiek naar een ileus?
timer
1:00
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
Behandeling van een Ileus. Wat hoort er NIET bij. (30 sec)
A
pijnbestrijding
B
antibiotica kuur
C
infuus met NACl en Glucose
D
Niets eten
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Complicaties bij ileus > zet in de juiste volgde wat er gebeurd. (scenario 1)
1
Ophoping ontlasting
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
darmwand rekt uit
darmwand scheurt (perforatie)
buikvlies ontsteking
=peritonitis
overlijden patient
Slide 35 - Sleepvraag
Complicaties bij ileus > zet in de juiste volgde wat er gebeurd. (scenario 2)
1
Ophoping ontlasting
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
doorbloeding darm wordt afgesneden (ischemie)
darm sterft af (necrose)
buikvlies ontsteking =peritonitis
overlijden patient
Slide 36 - Sleepvraag
Slide 37 - Tekstslide
Bij een zorgvrager worden er uitstulpingen in de darmwand ontdekt. Het zijn er een stuk op 15. Hoe noem je dit? (20 sec)
A
divertikel
B
diverticulose
C
diverticulitis
D
poliepen
Slide 38 - Quizvraag
In welk anatomisch deel van je lichaam komen divertikels het meest voor? (30 sec)
A
gehele dikke darm
B
dunne darm, mn net na de maag
C
in de lever
D
einde van de dikke darm
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Stelling: Hoe hoger de leeftijd van de zorgvrager, des te meer kans op divertikels (20 sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 42 - Quizvraag
Risicofactoren
Noem 3 andere risicofactoren
voor het krijgen van divertikels
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Wat is het meest voorkomende symptoom bij een zorgvrager met divertikels? (30 sec)
A
stekende pijn links onderbuik
B
bloed bij de ontlasting
C
diarree
D
geen van deze
Slide 45 - Quizvraag
Slide 46 - Tekstslide
timer
1:00
Alarmsymptomen bij diverticulitis
Slide 47 - Woordweb
Slide 48 - Tekstslide
Complicaties bij diverticulitis > zet in de juiste volgde wat er gebeurd.
diverticulitis
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
abces vormin in de darm
weefsel gaat kapot
sepsis
overlijden patient
Slide 49 - Sleepvraag
Complicaties bij diverticulitis > zet in de juiste volgde wat er gebeurd.
diverticulitis
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
ontstoken divertikel gaat kapot
perofratie van de darm
ontsteking buikvlies = peritonitis
overlijden patient
Slide 50 - Sleepvraag
Stelling over diagnostiek: Vaak wordt diverticulose/divertikels per toeval ontdekt (20 sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 51 - Quizvraag
Slide 52 - Tekstslide
Welke voorlichtingen geef je aan de patient?
Slide 53 - Tekstslide
Slide 54 - Tekstslide
Wat is fibromyalgie ( = chronisch pijnsyndroom) (45 sec)
A
stijfheid en pijn in spieren en bindweefsel
B
chronische ontsteking van bindweefsel
C
psychisch aandoening met pijnklachten
D
een chronische infectieziekte
Slide 55 - Quizvraag
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Tekstslide
Aantal stellingen over symptomen bij fibromyalgie: Ze hebben ALTIJD pijn en stijfheid laag in de rug (20 Sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 58 - Quizvraag
Aantal stellingen over symptomen bij fibromyalgie: Verdere pijnklachten zitten in de nek en schouders, NOOIT op andere plekken (20 Sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 59 - Quizvraag
Aantal stellingen over symptomen bij fibromyalgie: De klachten erger overdag en met name bij bewegen (20 Sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 60 - Quizvraag
Aantal stellingen over symptomen bij fibromyalgie: bijkomende klachten kunnen zijn: oogontstekingen, darmontstekingen, huidontstekingen (20 Sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 61 - Quizvraag
Aantal stellingen over symptomen bij fibromyalgie: Gelukkig hebben ze geen last van vermoeidheid of conditiebeperkingen (20 Sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 62 - Quizvraag
Slide 63 - Tekstslide
Er zijn 3 uitlokkende factoren voor een exacerbatie van klachten bij fibromyalgie. Welk van onderstaanden hoort er NIET bij? (30 Sec)
A
stress
B
roken
C
temperatuurs veranderingen
D
hormonale schommelingen
Slide 64 - Quizvraag
timer
1:00
wat betekent: 'diagnose per exclusionem'?
Slide 65 - Woordweb
Slide 66 - Tekstslide
Stelling: met medicatie is fibromyalgie gemakkelijk te genezen (20 sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 67 - Quizvraag
Welk van onderstaande behandelingen wordt NIET gedaan bij fibromyalgie (30 sec)
A
pijnstilling , bijv paracetamol
B
operatie ter correctie afwijkende gewrichten
C
bewegings-/ fysiotherapie
D
uitleg en patient educatie
Slide 68 - Quizvraag
Slide 69 - Tekstslide
Stelling: fibromyalgie is een progressieve ziekte (20 sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 70 - Quizvraag
Stelling: je kunt doodgaan aan deze ziekte (20 sec)
A
waar
B
niet waar
Slide 71 - Quizvraag
Slide 72 - Tekstslide
Slide 73 - Tekstslide
Waar zijn de ontstekingen gelokaliseerd bij een patient met de ziekte van Bechterew?
A
in de knieen en ellebogen
B
in de heupgewrichten
C
in de wervelkolom en SI gewrichten
D
in de handgewrichten
Slide 74 - Quizvraag
Bij welke van de onderstaande ziektebeelden is de precies oorzaak onbekend, maar zijn er aanwijzingen dat erfelijkheid meespeelt?
A
colitis ulcerosa
B
fibromyalgie
C
COPD
D
Ziekte van Huntington
Slide 75 - Quizvraag
Waar of niet waar? De oorzaak voor een ontstoken lever (hepatitis), is ALTIJD het hepatitis B virus
A
waar
B
niet waar
Slide 76 - Quizvraag
Wat zijn verschillen tussen colitis ulcerosa en ziekte van Crohn?
Ziekte van Crohn
Colitis Ulcerosa
komt voor in de darm in ontstekingshaarden
komt vaker voor bij mannen
komt voor van mond tot kont
zit alleen in de slijmvlieslaag van de darm
diagnostiek: calprotectine in de feces
complicaties: fistels, abcessen, obstructies
osteoporose preventie is nodig
Slide 77 - Sleepvraag
Bij welke van de onderstaande ziekte beelden heeft roken GEEN nadelig effect (op de genoemde ziekte zelf)?
A
COPD
B
colitis ulcerosa
C
fibromyalgie
D
roken is altijd slecht, voor elke ziekte
Slide 78 - Quizvraag
Een zorgvrager heeft de ziekte van Crohn. Noem 1 medicamenteuze behandeling en 2 NIETmedicamenteuze behandelingen.
Slide 79 - Open vraag
Hoe wordt cystische fibrose meestal vastgesteld?
A
anamnese en lichamelijk onderzoek
B
zweettest
C
bloedonderzoek op specifiek eiwit
D
Hielprikscreening
Slide 80 - Quizvraag
Een zorgvrager, 65 jaar, blanco voorgeschiedenis wordt steeds kortademiger over de jaren heen. Hij hoest veel en heeft veel slijmproductie. Wat is hier meest waarschijnlijk aan de hand?
A
hij ontwikkeld COPD
B
hij heeft een pneumonie
C
hij heeft longkanker
D
hij heeft astma gekregen
Slide 81 - Quizvraag
Hoe kun je besmet raken met het hepatitis B virus?
A
opruimen van braaksel van een besmet persoon
B
zoenen met een besmet persoon
C
een besmet persoon een hand geven
D
je prikken met het scheermesje van een besmet persoon
Slide 82 - Quizvraag
Een patient heeft COPD. Noem 3 NIET-medicamenteuze behandeling/ondersteunende maatregelen.
timer
1:00
Slide 83 - Open vraag
Bij welk van de onderstaande ziektebeelden is er sprake van een bekorte levensverwachting?
A
COPD
B
Chronische hepatitis B infectie
C
ziekte van Bechterew
D
astma
Slide 84 - Quizvraag
Bij welk van onderstaande ziektebeelden kan er bijkomend ook sprake zijn van oogproblemen?
A
ziekte van bechterew
B
colitis ulcerosa
C
cystische fibrose
D
fibromyalgie
Slide 85 - Quizvraag
Bij welke ziekte is er sprake van een erfelijke afwijking in het gen voor een zoutkanaal?