Werkwoordspelling - periode 2 - 2122 - bijeenkomst 2

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

+5min. Wie kan uitleggen wat hier gebeurt? Wat vinden we ervan?

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

In groepjes van 3

Motiverende opening + voorkennis activeren (volgende slide):
-> Studenten spelen 5 minuten het werkwoordspellingspel. Ik heb dobbelstenen in mijn kast liggen. Online dobbelsteen kan ook gebruikt worden.

Lijstje van 6 werkwoorden geven:
Beantwoorden
Verblinden
Betekenen
Ontraadselen
Herkennen
Verbouwen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreekvragen werkwoordspelling
  • Wanneer zou je dit spel kunnen gebruiken in je stageklas?
  • Wat heb je al gezien aan lessen werkwoordspelling in je stageklas?

Ga naar deze website: https://www.slo.nl/thema/meer/tule/ > klik in de linkerkolom op 'Nederlands'. 
  • Onder welk domein en welke leerlijn van welke groep valt de werkwoordspelling?
timer
2:30

Slide 5 - Tekstslide

+10min. 
Doelen
Kunnen: 
  • uitleggen wat werkwoordspelling zo ingewikkeld maakt; 
  • drie werkwoordspellingsdidactieken kunnen toepassen; 
  • werkwoordspellingsfouten kunnen analyseren. 

Slide 6 - Tekstslide

Eerste meteen vragen: wie heeft daar een idee van?
plus ongeveer 90 min. overige tijd vragen herkansingen of over deze leerstof. 

Slide 7 - Tekstslide

Eerste punt: komen we op terug bij college spelling (periode 3) = principe van gelijkvormigheid (vinden) plus overeenkomst (hij vindt); het is in ieder geval zo dat je de werkwoorden niet kunt opschrijven zoals je ze hoort. Hij vint. 
Grammaticale kennis: je moet bijv. weten wat de persoonsvorm is en het onderwerp. 
Verkeerde manier, bijv. persoonsvorm vind je door vraag. 
De persoonsvorm vinden...
  • Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk. 
  • Vind ik het niet aardig dat je dat zegt, maar heb je wel een beetje gelijk?
  • Ik vond het niet aardig dat je dat zei, maar je had wel een beetje gelijk. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

blijf kritisch op de methode!
ik-vorm is iets anders dan stam
+70min. 
Werkwoordsvormen
  • persoonsvorm
  • infinitief
  • voltooid deelwoord
  • onvoltooid deelwoord of tegenwoordig deelwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • gebiedende wijs 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

En dan heb je nog al die verschillende typen werkwoorden...met allemaal hun eigen regels...

Slide 12 - Tekstslide

+20min. Eigen vaardigheid
Didactiek werkwoordspelling
  1. regeldidactiek
  2. analogiedidactiek
  3. algoritmedidactiek 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
  • Zoek met elkaar uit wat de regeldidactiek, analogiedidactiek en algoritmedidactiek inhouden. Bespreek ook mogelijke voor- en nadelen. 
  • Vul daarna het schema in dat je kunt vinden op Its bij de verwerking van deze bijeenkomst. 
Hulpmiddelen: 'Les in Taal', Basiskennis Taalonderwijs §11.5, Taal & Didactiek. Spelling H10, Google. 
timer
8:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Nog even controleren. 

Slide 16 - Tekstslide

+30min. 
Nog even controleren. 
Opdracht 2
  • Je krijgt zo de opdracht om de spelling van een bepaald type werkwoord uit te leggen aan de hand van een van de drie didactieken. 
  • Bereid daarvoor een echt minilesje voor, bijvoorbeeld m.b.v. powerpoint of LessonUp. 
  • De andere studenten raden zo welke didactiek jullie hebben gebruikt. 
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

+50min. 

Slide 18 - Video

en/of pauze 60min. 

Slide 19 - Link

Wat zegt onderzoek? - 65min. 
Lees maar even! 
algoritme is effectiever dan analogie - extra aandacht voor werkwoorden die fout blijven gaan

https://onzetaal.nl/taaladvies/t-kofschip 

Slide 20 - Tekstslide

gebruik ik bij pt1

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt werkwoordspelling vaak geoefend?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Taaltoetsend vs. taalontwikkelend
Wat zou voordelig kunnen zijn aan oefening 2 (GVR) ten opzichte van oefening 1 (invuloefening)?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

80min. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

+80/90ongeveer?
1. afspeeld => fout in het herkennen van de pv
2. wordt => fout in het bepalen van het onderwerp
3. verlore => fout in de gewone spelling
4. verlichtte => fout in het herkennen van de pv/ gewone spelling
5. spelt => fout in het bepalen van de stam
6. briesent => fout in de gewone spelling
7. prate => fout in het bepalen van de stam en uitgang
8. versiert => fout in het herkennen van de persoonsvorm
9. rustten => fout in het bepalen van de pv en gewone spelling
10. Begeleidt => fout in het herkennen van de pv

Doelen
Kunnen: 
  • uitleggen wat werkwoordspelling zo ingewikkeld maakt; 
  • drie werkwoordspellingsdidactieken kunnen toepassen; 
  • werkwoordspellingsfouten kunnen analyseren. 

Slide 32 - Tekstslide

Eerste meteen vragen: wie heeft daar een idee van?
plus ongeveer 90 min. overige tijd vragen herkansingen of over deze leerstof.