let.fig taalgeb ironie sarcasme zonder vragen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Overdrijven, ironie en 
sarcasme 

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van het hoofdstuk kun je:
  • beschrijven wat figuurlijk taalgebruik is;
  • figuurlijke taalgebruik in een (luister)tekst herkennen.
  • het verschil kennen tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik
  • overdrijving.. ironie, sarcasme herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Figuurlijk taalgebruik
De schrijver of spreker bedoelt niet letterlijk wat hij zegt, maar er probeert iets duidelijk mee te maken. 

Hij probeert er een 'beeld' mee op te roepen. 

Figuurlijk taalgebruik wordt dan ook wel beeldspraak genoemd. 
Ook spreekwoorden en gezegden zijn figuurlijk taalgebruik.

Slide 5 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Een boom van een kerel. 

Een hart van goud. 

Wat een zwijnenstal hier.

Slide 6 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
De schrijver of spreker vertelt precies wat er is gebeurd, er zit geen andere betekenis achter.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Overdrijving
Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les. Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat. Bijvoorbeeld:
We moesten eeuwen op de groentesoep wachten.
We moesten erg lang op de groentesoep wachten, maar geen honderden jaren.

Slide 10 - Tekstslide

Ironie
Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. Bijvoorbeeld:
– Geweldig hoor, die twee voor je toets!
– Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!
Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Sarcasme en ironie
Sarcasme en ironie zijn beide vormen van spot. Vaak zeg of schrijf je dan het tegenovergestelde van wat je bedoelt.

Slide 13 - Tekstslide

Sarcasme
Harde, bijtende spot die veel verder gaat dan ironie.

Slide 14 - Tekstslide

Sarcasme
Sarcasme is een stijlfiguur dat heel dicht bij ironie ligt.
Er is een verschil tussen sarcasme en ironie. Sarcasme is bijtende spot en ironie is milde spot.
Wie het heeft over een sarcastische uitlating, spreekt in de eerste plaats over een uiting van grove, bijtende spot, van bitter woordgeweld, van agressie. Het effect van sarcasme is intenser en directer dan dat van ironie.

Slide 15 - Tekstslide

Verschil ironie en sarcasme

Ironie: pijnlijke humor, die niet kwetsend bedoeld is.

Sarcasme: pijnlijke humor, die juist wél kwetsend bedoeld is!


Geen duidelijke grens te trekken tussen ironie en sarcasme.
Ook is dit vaak persoonlijk, maar het gaat om
de bedoeling van de spreker!

Slide 16 - Tekstslide

klein stukje hoorcollege over ironie
over ironie, maar dan een beetje filosofisch benaderd, het gaat meer om de woorden alleen, het gaat ook om de relatie en de context....

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video