Schrijven 2.6 - interviewverslag schrijven

Paragraaf 2.6
Interviewverslag schrijven, blz. 79
Je krijgt uitleg over het interviewverslag, citeren en het formuleren van zinnen (inversie)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.6
Interviewverslag schrijven, blz. 79
Je krijgt uitleg over het interviewverslag, citeren en het formuleren van zinnen (inversie)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Directe of indirecte rede
Directe rede betekent dat je de antwoorden direct weergeeft, dus citeert. Voorbeeld: 'Ik voelde me onoverwinnelijk toen ik won.'
Indirecte rede betekent dat je de antwoorden omschrijft, dus samenvat. Voorbeeld: Hij voelde zich onoverwinnelijk toen hij won. 
Zie je waar je wel en geen aanhalingstekens gebruikt? 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is citeren?
A
in eigen woorden opschrijven
B
letterlijk uit de tekst overnemen

Slide 4 - Quizvraag

Je moet de zin citeren waarin een voorbeeld wordt genoemd.
(citeren)
A
in je eigen woorden navertellen
B
letterlijk overschrijven
C
onderstrepen

Slide 5 - Quizvraag

Lisa zegt: 'Nee Jolien, dat noem je citeren.'
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

De directe rede wordt ook wel citeren genoemd. Je zet het citaat tussen
A
komma's
B
uitroeptekens
C
aanhalingstekens
D
dubbele punten

Slide 7 - Quizvraag

Directe rede of indirecte rede?
Joep zei dat hij moe was
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 8 - Quizvraag

Open en gesloten vragen
Je stelt gesloten vragen wanneer je vragen stelt die je met 'ja' of 'nee' kunt beantwoorden, of met een enkel woord. 

Je stelt open vragen, wanneer je vragen stelt die een uitgebreider antwoord verlangen. Deze vragen beginnen met woorden als 'welke', 'waar', 'wie', etc. 

Slide 9 - Tekstslide

Open of gesloten?

Waar ben jij opgegroeid?
A
Open
B
Gesloten

Slide 10 - Quizvraag

Wat is er gebeurd?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 11 - Quizvraag

Inversie
Onze taal heeft een standaardwoordvolgorde: eerst komt het onderwerp, dan de persoonsvorm en vervolgens de rest van de zin. Maar je kunt daar wel een beetje mee 'spelen' om je tekst levendiger te maken.  Kijk maar: 

Het liedje van Jan klonk wat fantasieloos.
In eerste instantie klonk het liedje van Jan wat fantasieloos. 

Dit noemen we inversie (omgekeerde volgorde). Op welk deel van de zin ligt de nadruk ?

Slide 12 - Tekstslide

Maak een interview
Kijk naar opdracht 6 van blz. 80 in je boek.
Je gaat een klasgenoot interviewen, je werkt je opdracht uit in minimaal 200 en maximaal 250 woorden. 
Het interview mag je ook via Teams doen natuurlijk. 
Je levert je korte verslag in voor de volgende les. 
Succes! 

Slide 13 - Tekstslide