H1: Hoeveel verdien je eraan? 1.1 Producten maken (plein M editie 4)

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.1 Producten maken


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.1 Producten maken


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?

           
  • Bespreken PTO periode 1
  • Inleiding Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?
  • Theorie 1.1 producten maken
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1.1 Producten maken
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

  • uitleggen dat elk bedrijf in een bedrijfskolom waarde toevoegt aan het product
  • benoemen welke productiefactoren bedrijven gebruiken bij het produceren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijven werken samen
Alle bedrijven die meewerken aan een product vormen samen een bedrijfskolom.

  1. Bedrijf dat de grondstof uit de natuur haalt
  2. Bedrijven die de grondstof steeds verder bewerken
  3. Het bedrijf dat het eindproduct verkoopt

Door elke bewerking krijgt het product meer waarde, dat noem je toegevoegde waarde!

Vraag: Kun jij bedenken welke bedrijven hebben meegewerkt aan het maken van jouw t-shirt?








Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfskolom brood 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarmee kun je produceren?
Alles waarmee je kunt produceren noem je productiefactoren.

3 Groepen productiefactoren:
  • Natuur; alles wat de natuur levert (grondstoffen, zonlicht, water)
  • Arbeid; al het werk dat mensen doen
  • Kapitaal; het geld waarmee je hulpmiddelen koopt die gebruikt worden bij de productie (machines, bedrijfswagens, gebouwen) ---> Kapitaalgoederen

Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen noemen we investeren

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
20:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 6 op blz 8 t/m 10. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 9 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Opgave 1 blz 8
Kies het juiste antwoord.

In bron 1/2 zie je een grondstof die uit de natuur gehaald wordt.
A
bron 1
B
bron 2

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 1 blz 8
Kies het juiste antwoord.

In bron 1/2 zie je een eindproduct dat aan de consument wordt verkocht.
A
bron 1
B
bron 2

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 8:

Wat staat er in een bedrijfskolom?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 9

a. Zet de bedrijven in de juiste volgorde in de bedrijfskolom
A
winkel/webshop katoenplantage, jeansfabriek, katoenverwerkingsbedrijf, groothandel,
B
jeansfabriek, groothandel, katoenplantage, katoenverwerkingsbedrijf, winkel/webshop
C
katoenplantage, katoenverwerkingsbedrijf, jeansfabriek, groothandel, winkel/webshop
D
katoenplantage, winkel/webshop katoenverwerkingsbedrijf, groothandel, jeansfabriek,

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 9

b. De jeansfabriek wil alleen nog maar aan hergebruik doen. Van oude spijkerbroeken maken ze nieuwe.
Welke twee bedrijven verdwijnen door de verandering?
A
katoenplantage, katoenverwerkingsbedrijf,
B
jeansfabriek, groothande
C
katoenplantage, jeansfabriek,
D
winkel/webshop katoenverwerkingsbedrijf

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 9:

c. Waarom staat de consument niet in de bedrijfskolom?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 9

a. Hoe noem je alles waarmee je kunt produceren?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 9

b. Schrijf de productiefactoren op in de juiste volgorde (van boven naar beneden)

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 10

a. Wat zijn technologische ontwikkelingen?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 zinnen zijn juist
A
dankzij technologische ontwikkelingen kunnen bedrijven beter produceren
B
Je smartphone is een voorbeeld van technologische ontwikkeling
C
vooral bedrijven profiteren van technologische ontwikkelingen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bron 4
Waarom vond Konrad Zuse zijn rekenmachine uit?
A
Hij was een uitvinder
B
Hij wilde graag beroemd worden.
C
Hij wilde zijn computer verbeteren.
D
Hij wilde zijn werk makkelijker maken.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • uitleggen dat elk bedrijf in een bedrijfskolom waarde toevoegt aan het product √
  • benoemen welke productiefactoren bedrijven gebruiken bij het produceren √

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies