D2BTh6 B7 Chromosoomonderzoek

D2B Erfelijkheid en evolutie 
B7 Chromosoomonderzoek
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

D2B Erfelijkheid en evolutie 
B7 Chromosoomonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet wat een chromosoomonderzoek en een prenataal onderzoek is. 

Erfelijkheidsonderzoek: chromosomen en genen van iemand worden onderzocht. (bijv. gen dat een erfelijke vorm van borstkanker veroorzaakt).

Erfelijke ziekte: Iemand met een gen voor een erfelijke ziekte die de ziekte niet heeft, noem je de drager.

Dragers van een gen dat een erfelijke ziekte veroorzaakt, noem je de risicogroep.

Een erfelijkheidsonderzoeker onderzoekt de kans op kinderen met een erfelijke ziekte en geeft genetisch advies.

Slide 2 - Tekstslide

Leren
Als er onderzoek naar een ziekte of afwijking wordt uitgevoerd vóór de geboorte, noem je dat een prenataal onderzoek.

Vlokkentest en vruchtwaterpunctie:
Een paar cellen worden bij het embryo weggehaald voor chromosoomonderzoek.

Vlokkentest: 
Er wordt weefsel van de placenta uit de baarmoeder weggenomen.

Vruchtwaterpuntie:
Er wordt vruchtwater uit de baarmoeder opgezogen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel

Je weet wat een chromosomenportret is 
en hoe dit eruit ziet bij het syndroom van Down.

Je weet wat Trisomie 21 is.

Je weet hoe en wanneer het syndroom van Down ontstaat.

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk

Handboek: Lezen blz. 88 t/m 90

Werkboek: Maak opdracht 37 t/m 40

Test jezelf

Slide 5 - Tekstslide

Wist je dat je in het DNA

- kunt zien of je nat of droog oorsmeer hebt?

- kunt zien of je blosjes op je wangen krijgt bij gebruik van alcohol?

- kunt zien of je spruitjes lekker vindt of niet?
                                                                                 
  maar.... er is meer te zien



Slide 6 - Tekstslide

Wat weet jij over een afwijkend aantal chromosomen bij de mens?

Slide 7 - Open vraag

Erfelijkheidsonderzoek
Van sommige erfelijke afwijkingen en erfelijke ziekten, is de oorsprong in het DNA al bekend.

Door middel van DNA onderzoek is het mogelijk om van te voren vast te stellen of een ongeboren kind een erfelijke ziekte heeft.

Bij prenataal onderzoek wordt onderzoek gedaan voor de geboorte.
Recessief
De meeste erfelijke ziekten zijn recessief.

Slide 8 - Tekstslide

NIPT (2017)

Met een bloedonderzoek (NIPT) kan op dit moment bij een zwangere vrouw onderzocht worden of het kind downsyndroom (trisomie 21), edwardssyndroom (trisomie 18) of patausyndroom (trisomie 13) heeft.

Het is de Niet-Invasieve Prenatale Test. 
Dit is een bloedonderzoek dat na 11 weken van zwangerschap kan plaatsvinden.

Niet-invasief betekent dat er tijdens de behandeling geen voorwerp binnendringt.
Voor het bloedonderzoek wordt bloed afgenomen uit de arm van de vrouw. 
Er is geen risico op een miskraam.

In het bloed van de zwangere zit ook een klein beetje erfelijk materiaal (DNA) van de placenta (moederkoek). Dit DNA is bijna altijd hetzelfde als dat van het kind. 

Slide 9 - Tekstslide

Weefsel van de placenta bevat cellen van de embryo.
Vanaf de 8e week.
1
Het vruchtwater bevat cellen van de embryo.
2
Chromosoomonderzoek kan uitwijzen of een embryo een jongen of een meisje is (voordat de geslachtsorganen zich hebben ontwikkeld).
Ook kan het syndroom van Down ontdekt worden.
3

Slide 10 - Tekstslide

Wat valt op aan het 21ste chromosoom?

Slide 11 - Tekstslide

Syndroom van Down
Ontstaan
In een geslachtscel komt het 21e chromosoom dubbel voor.
Die geslachtscel bevat 24 chromosomen.
De bevruchte eicel bevat 47 chromosomen.
2
Trimosie
Trimosie: Het 21e chromosoom komt 3x voor
Tri=3


1

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoel


Je kunt aangeven wat het belang is van kennis over DNA en welke DNA-technieken er zijn.





Slide 14 - Tekstslide

DNA onderzoek
Plaats delict

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zwangerschap afbreken?
Curettage
Een curettage is meestal mogelijk bij een zwangerschap tot maximaal 14 weken en moet voorafgaan door een wettelijke bedenktijd van 5 dagen. Bij een curettage wordt het kind en het omliggende weefsel operatief verwijderd en ben je onder algehele narcose wanneer de ingreep plaatsvindt.

Bevallen
Bij het afbreken van de zwangerschap na 14 weken wordt de bevalling ingeleid in het ziekenhuis. Ook hier geldt een wettelijke bedenktijd van 5 dagen. Wanneer je een afspraak maakt voor een zwangerschapsafbreking krijg je een pil mee die je 36 uur voorafgaand aan de afbreking zelf thuis inneemt. Op de dag van de zwangerschapsafbreking krijg je inwendig tabletjes ingebracht of krijg je medicatie via een infuus. Deze medicatie zorgt er voor dat je baarmoedermond zich opent en de bevalling gewoonlijk binnen 24 uur op gang komt. 

Een abortus mag tot de 24e week van de zwangerschap.

Slide 19 - Tekstslide

Voor

- Volgens de wet mag het, het is legaal.

- Het kost de maatschappij veel geld als 
  ouders een kindje met Down krijgen.

- De vrouw mag het zelf beslissen. Het is 
  een vorm van zelfbeschikkingsrecht.

- Ouders met een kindje met Down hebben
  veel meer zorg te geven en hulp nodig. 
  Dat kan en/of wil niet iedereen.

                                                           Tegen

- Een kindje met Down heeft het recht 
  te leven, het heeft niet zelf om Down 
  gevraagd. Niet discrimineren.

- Down wordt te zwaar ingeschat. Ouders
  kunnen heel goed voor een kindje met 
  Down zorgen.

- Er zijn goede voorzieningen voor mensen
  met Down.

- Vanwege het geloof geen zwangerschap 
   afbreken. Partijen bijv.: SGP Christenunie
Zwangerschap afbreken?

Slide 20 - Tekstslide