Begrijpend lezen les 31
1 / 62
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
wat is goed?
A
(leeg)pompen
B
het bad
C
gillen
D
Glorix
Slide 18 - Quizvraag
wat is goed?
A
de bel gaat
B
schrikken
C
het bad
D
het water
Slide 19 - Quizvraag
wat is goed?
A
de bel gaat
B
het ziekenhuis
C
brengen
D
Glorix
Slide 20 - Quizvraag
wat is goed?
A
schrikken
B
gillen
C
de badkamer
D
vast
Slide 21 - Quizvraag
wat is goed?
A
druk
B
vast
C
gillen
D
het bad
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
schrikken
gillen
Slide 24 - Sleepvraag
de badkamer
de bel gaat
brengen
Slide 25 - Sleepvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
De zoon van Maria heet Robin
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Maria maakt het bad schoon.
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quizvraag
De buurvrouw wil suiker lenen.
A
waar
B
niet waar
Slide 34 - Quizvraag
Maria belt het ziekenhuis.
A
waar
B
niet waar
Slide 35 - Quizvraag
Robin moet melk drinken.
A
waar
B
niet waar
Slide 36 - Quizvraag
Robin blijft een nacht in het ziekenhuis.
A
waar
B
niet waar
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
A
Maria koopt een fles Glorix.
B
'Fles, fles!', gilt Robin.
C
Zij maakt het bad schoon met Glorix.
Slide 39 - Quizvraag
A
Maria loopt naar boven.
B
Maria loopt naar beneden.
C
Maria is in de badkamer.
Slide 40 - Quizvraag
A
De bel gaat.
B
Maria gaat naar het ziekenhuis.
C
Maria belt de dokter.
Slide 41 - Quizvraag
De badkamer.
A
Ik slaap in de badkamer.
B
Ik was mij in de badkamer.
Slide 42 - Quizvraag
Leent
A
Hij leent vijf euro van zijn vriend.
B
Hij leent een brood in de winkel.
Slide 43 - Quizvraag
gilt
A
De vrouw ziet een muis. Zij gilt.
B
Zij komt in de klas. zij gilt: 'hallo!'
Slide 44 - Quizvraag
eerst
A
Ik lees eerst vraag 1 en dan vraag 2.
B
Ik lees eerst vraag 2 en dan vraag 1.
Slide 45 - Quizvraag
brengt
A
Het is half vier. Zij brengt haar kind naar school.
B
Het is half negen. Zij brengt haar kind naar school.
Slide 46 - Quizvraag
Slide 47 - Tekstslide
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Slide 52 - Tekstslide
Waar speelt Robin?
Slide 53 - Woordweb
Waarom loopt Maria naar beneden?
Slide 54 - Woordweb
Wat heeft Robin in de badkamer gedaan?
Slide 55 - Woordweb
Hoe gaan ze naar het ziekenhuis?
Slide 56 - Woordweb
Hoe lang blijft Robin in het ziekenhuis?
Slide 57 - Woordweb
Slide 58 - Tekstslide
Slide 59 - Tekstslide
Slide 60 - Tekstslide
Slide 61 - Tekstslide
Giftig
Brandbaar
Slecht voor de natuur
