3.3 intro 3.3.1

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

2A Filmpje liberalen

https://www.youtube.com/watch?v=PLGNGHmdhwU

Ga op je eigen plek zitten

Pak je spullen (boek, schrift, pen)

Ga naar LessonUp.app

Log in met je eigen naam

Aan wie moesten de ministers vóór 1848 gehoorzamen?

1. Parlement
2. Koning

De liberalen zijn voor meer..

1. Macht van de koning
2. Vrijheid
3. Gelovigen

De koning verloor bij de grondwetswijziging in 1848 bijna al zijn macht.

1. Waar
2. Niet waar

3.3 Op weg naar kiesrecht voor iedereen

Lezen blz. 53 + 54

Hoe werd er tegen arme mensen gedaan?

1. Ze worden behandeld zoals alle andere mensen
2. Ze worden bespot

Kinderen moesten meewerken omdat er zo weinig verdiend werd.

1. Waar
2. Niet waar

3.3.1 Arbeiders willen meer inspraak

Alleen rijke mannen mochten stemmen, vrouwen niet;

Alleen rijke mannen mochten stemmen, vrouwen niet;
Nederland was geen echte democratie;

Alleen rijke mannen mochten stemmen, vrouwen niet;
Nederland was geen echte democratie;
Bij een democratie regeert het volk.

Waarom was Nederland géén echte democratie?

1. Iedereen mag stemmen
2. Omdat niet iedereen mag stemmen

1879 -> protestanten richten de eerste politieke partij van Nederland op;

1879 -> protestanten richten de eerste politieke partij van Nederland op;
ARP.

Liberalen waren de belangrijkste politieke groep;

Liberalen waren de belangrijkste politieke groep;
Regering moest zich zo min mogelijk bemoeien met de samenleving;

Liberalen waren de belangrijkste politieke groep;
Regering moest zich zo min mogelijk bemoeien met de samenleving;
Zij waren tegen de invloed van de kerk op scholen en bestuur.

Socialisten waren het niet eens met liberalen;

Socialisten waren het niet eens met liberalen;
Vonden juist dat de overheid zich wel moest bemoeien met de samenleving.

Socialisten eisten ook algemeen kiesrecht;

Socialisten eisten ook algemeen kiesrecht;
Zodat ook arbeiders invloed zouden krijgen op het bestuur.

Liberalen

Socialisten

Katholieken en protestanten

Willen dat de kerk invloed heeft op het bestuur

Willen zo min mogelijk overheidsbemoeienis

Willen wel overheidsbemoeienis

Maken:

Hoofdstuk 3, paragraaf 3

1 t/m 6