HH H5 En uitleg H6 LZ Tekst en beeld

Hoofdstuk 6 Lezen
Tekst en beeld/afbeeldingen

Maar eerst herhaling H5 Lezen en Woordenschat
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Lezen
Tekst en beeld/afbeeldingen

Maar eerst herhaling H5 Lezen en Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen H5 Lezen
Het doel van een tekst

Slide 2 - Tekstslide

Noem vijf tekstdoelen?

Slide 3 - Open vraag

Noem drie tekstsoorten?

Slide 4 - Open vraag

Welk tekstdoel hoort bij een recept?

Slide 5 - Open vraag

Welk tekstdoel hoort bij een reclametekst?

Slide 6 - Open vraag

Herhaling H5 Woordenschat
Een bekend woorddeel zoeken

Slide 7 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een samenstelling?

Slide 8 - Open vraag

Welk woord is een samenstelling?
A
stoplicht
B
ongewoon
C
hopeloos
D
onbewoond

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
stoplicht
B
ongewoon
C
hopeloos
D
bewoond

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord heeft een achtervoegsel?
A
stoplicht
B
ongewoon
C
hopeloos
D
bewoond

Slide 11 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort bij een stripboek?

Slide 12 - Open vraag

Mavo: Vaak staan er afbeeldingen (illustraties) bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. Die plaatjes staan er met een bepaald doel. Welke twee doelen kunnen dit zijn?

Slide 13 - Open vraag

Hoe zat dat ook alweer?
– De schrijver wil extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel. Of hij laat op een landkaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt. Die afbeeldingen kunnen je ook helpen om snel informatie te zoeken die je nodig hebt.
– De schrijver wil de tekst aantrekkelijker maken. Hij kiest een plaatje dat bij de tekst past en dat de aandacht van de lezer trekt.

Slide 14 - Tekstslide

Extra uitleg voor Havo
Vaak staan er illustraties bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. De schrijver kan met een illustratie verschillende doelen hebben. Hij wil:
• de tekst verfraaien. Hij kiest een illustratie die bij de tekst past.
de aandacht trekken. Hij kiest voor een opvallende afbeelding bij de tekst.
• informatie uit de tekst verduidelijken. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel.
• informatie uit de tekst aanvullen. Hij laat bijvoorbeeld op een kaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Kijk in Magister welke opdrachten je moet maken
Klaar? Ga lezen in je leesboek

Slide 16 - Tekstslide