2.4 Bevruchting en zwangerschap, 2.5 Geboorte

T2  Voortplanting & Seksualiteit
2.4  Bevruchting & 
Zwangerschap
2.5 Geboorte

  • Spullen op tafel
  • Telefoon weg 
  • Jas uit en over je stoel
  • Tas op de grond
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

T2  Voortplanting & Seksualiteit
2.4  Bevruchting & 
Zwangerschap
2.5 Geboorte

  • Spullen op tafel
  • Telefoon weg 
  • Jas uit en over je stoel
  • Tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen
herhalen vorige les: 2.3 menstruatiecyclus
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 2.4 Bevruchting en zwangerschap 
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Primaire geslachtskenmerk
Secundaire geslachtskenmerk
Penis
Schaamhaar
Vagina
Balzak
Borsten
Schaamlippen
Bredere heupen

Slide 3 - Sleepvraag

De zaadcel beweegt zich voort met
A
de kop
B
de zweepstaart
C
zwemvliezen
D
embryo

Slide 4 - Quizvraag

Tijdens de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies....
A
Dikker
B
Dunner
C
Langer
D
Korter

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een andere naam voor de eisprong?
A
menstruatie
B
follikel
C
bevruchting
D
ovulatie

Slide 6 - Quizvraag

Hoelang duurt een menstruatiecyclus?
A
20 dagen
B
14 dagen
C
28 dagen
D
3 á 4 dagen

Slide 7 - Quizvraag

Wat wordt er tijdens de menstruatie afgebroken?
A
Het baarmoederslijmvlies
B
De spierlaag van de baarmoeder
C
De inhoud van de eileiders

Slide 8 - Quizvraag

De menstruatiecyclus
duurt gemiddeld 28 dagen.
ABC zijn drie perioden van
de menstruatiecyclus.
In welke periode vindt de
menstruatie plaats?
A
Periode A
B
Periode B
C
Periode C

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

leerdoelen vandaag (2.4)
  • Je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting.
  • Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
  • Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.

Slide 11 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Vanaf de puberteit worden eicellen en zaadcellen gemaakt.
Als een zaadcel de vrijgekomen eicel bevrucht, kan een meisje zwanger worden.

Slide 12 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
  • Als sperma in de vagina komt, bewegen de zaadcellen zich naar de eileiders.
  • De zaadcellen kunnen 3 dagen in leven blijven in het lichaam van een vrouw.
  • In een eileider kan na ovulatie een eicel aanwezig zijn.
  • Een eicel blijft ongeveer 24 uur in leven.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Bevruchting
In de eileider kan bevruchting plaatsvinden.
  • De kop van 1 zaadcel dringt de eicel binnen. Het celmembraan van de eicel wordt dan meteen ondoordringbaar voor de andere zaadcellen.

  • De kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel. Zo ontstaat 1 bevruchte eicel met 1 kern.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Klompje cellen
  • Na de bevruchting deelt de bevruchte eicel zich een aantal keren. Zo ontstaat een klompje cellen.
  • Dit klompje cellen wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Innesteling
  • Het baarmoederslijmvlies is dik rond de tijd van de eisprong.
  • In het dikke slijmvlies kan het klompje cellen vastgroeien. Dat heet innesteling. De vrouw is dan zwanger.
  • De periode van ovulatie tot innesteling duurt ongeveer 9 dagen.



Slide 21 - Tekstslide

Embryo
  • Na de innesteling groeit het klompje cellen uit tot een embryo. Zo noem je het ongeboren kindje in de eerste 3 maanden.
  • In het begin is het embryo nog klein. Om te groeien heeft het zuurstof en voedingsstoffen nodig. Die neemt het embryo op uit het slijmvlies van de baarmoeder.



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Vragen??

Slide 25 - Tekstslide

Hoe noem je een ongeboren kind in de eerste 3 maanden van de zwangerschap?
A
foetus
B
embryo
C
organisme
D
baby

Slide 26 - Quizvraag

Waar vind de bevruchting van een eicel plaats?
A
baarmoeder
B
vagina
C
eileider
D
eierstokken

Slide 27 - Quizvraag

zelf aan de slag
2.4 Bevruchting en zwangerschap deel 1: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 3 maken
(vanaf blz. 121)

Slide 28 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt
- kan je de embryonale ontwikkeling beschrijven

Slide 29 - Tekstslide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je de embryonale ontwikkeling beschrijven
- kan je beschrijven wat prenataal onderzoek is en enkele voorbeelden noemen
- kan je beschrijven welke fasen tijdens de geboorte worden doorlopen

Slide 30 - Tekstslide

Even herhalen
Bevruchting vindt plaats in de eileider.
De bevrucht eicel deelt zich een aantal keer tot een klompje cellen.

Het klompje cellen gaat naar de baarmoeder en hecht zich daar vast. Dat noem je innesteling. Op dat moment is een vrouw zwanger.

In de eerste 3 maanden wordt het ongeboren kind een embryo genoemd.

Slide 31 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Het embryo heeft voedingsstoffen en zuurstof nodig:
- De eerste weken na innesteling haalt het embryo dit uit het dikke slijmvlies van de baarmoeder.
- Daarna: via de placenta en de navelstreng.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Links zie je een embryo van 7 weken oud.
Het heeft een hart en bloedvaten.

Op de plaats in de baarmoeder waar het embryo is ingenesteld, begint nu de placenta (moederkoek) te groeien).

Slide 34 - Tekstslide

In de placenta stroomt bloed van het embryo vlak langs het bloed van de moeder.

Door kleine gaatjes in de wanden van de bloedvaten, gaan stoffen van het ene bloedvat naar het andere.

Slide 35 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
In de placenta:
- gaan zuurstof en voedingsstoffen van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo.
- gaan afvalstoffen van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Slide 36 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Via de placenta kunnen ook schadelijke stoffen bij het embryo komen, zoals nicotine, alcohol, drugs en medicijnen.

Ook sommige ziekteverwekkers kunnen via de placenta bij het embryo komen.

Slide 37 - Tekstslide

In de afbeelding links zie je een foetus.
Om de foetus heen zie je de vruchtvliezen.
De foetus ligt in vruchtwater.
Het vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten, uitdroging en verandering van de temperatuur.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
prenataal onderzoek
= onderzoeken om te kijken naar de gezondheid van een kind in de baarmoeder.

Afwijkingen bij het ongeboren kind kunnen zo worden opgespoord.

Slide 40 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Voorbeelden van prenataal onderzoek:
- echoscopie (echo)
- NIPT
- vlokkentest
- vruchtwaterpunctie

Deze 4 moet je kennen.

Slide 41 - Tekstslide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
echoscopie

Met behulp van geluidsgolven wordt een beeld gemaakt.
Geluidsgolven zijn niet schadelijk.

Met een echo kan je bijvoorbeeld zien of een baby goed groeit.
Na 20 weken is er een uitgebreidere echo. Hierbij kijkt de arts of er zichtbare afwijkingen zijn (bijv. een hartafwijking)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Geboorte
Fasen van de de geboorte:

  1. Ontsluiting (weeën en indaling)
  2. Uitdrijving (o.i.v. persweeën) 
  3. Nageboorte               (placenta & vruchtvliezen & resten navelstreng) 

Slide 46 - Tekstslide

Tijdens de geboorte
Na de geboorte

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

zelf aan de slag
2.4 Bevruchting en zwangerschap deel 2:

opdracht 4 t/m 9 maken
(vanaf blz. 125)

Slide 49 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je de embryonale ontwikkeling beschrijven
- kan je beschrijven wat prenataal onderzoek is en enkele voorbeelden noemen

Slide 50 - Tekstslide