Quiz - der die das !

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare school

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

der, die of das?
1. Kijk naar het plaatje en denk na: is het der die of das is?

2. Steek je hand op als je het weet. (Laat iedereen nadenken!)

3. Je moet ook kunnen zeggen waarom het der, die of das is.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

der Lehrer
Waarom?

Het is een mannelijke persoon

Het kan ook die Lehrer zijn als het meervoud is 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

die Lehrerin
Waarom?

Het is een vrouwelijke persoon / beroep

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

die Schule
Waarom?

Bij de meeste woorden die eindigen op  -e, gebruik je die

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

das Hündchen
Waarom?

woorden die eindigen op - chen zijn das

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

die Freundschaft
Waarom?

woorden die eindigen op -schaft zijn die

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

der Winter
Waarom?

jaargetijden (seizoenen) zijn der

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

die Verletzung
Waarom?

Woorden, die eindigen op -ung zijn die

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

der Montag
Waarom?

Bij dagen van de week gebruik je altijd der

Slide 25 - Tekstslide

Lernen!
1. Ga naar Magister 
2. Les Duits van vandaag
3. Open de bijlage 'schema der die das'
4. Leer nu regels 

Slide 26 - Tekstslide

Lernen!
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Ken je de regels nu?
Dan is het tijd voor een klein Quizje...



Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Sleepvragen

Slide 30 - Tekstslide

voor mannelijke woorden gebruik je
woorden die einidgen op -schaft
woorden die eindigen op -lein
voor meervoud gebruik je
das
der
die
die

Slide 31 - Sleepvraag

mannelijk [m]
onzijdig [o] / het
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 32 - Sleepvraag

Multiple choice

Slide 33 - Tekstslide

der, die oder das?

Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quizvraag

der, die oder das?

Hengst
A
die
B
der
C
das

Slide 35 - Quizvraag

der, die oder das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quizvraag

der, die oder das?

Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 37 - Quizvraag

der, die oder das?

Eltern
A
der
B
die
C
das

Slide 38 - Quizvraag

der, die oder das?

Eintrittskarte
A
der
B
die
C
das

Slide 39 - Quizvraag

der, die oder das?

Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 40 - Quizvraag

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 41 - Quizvraag

der, die oder das?

Theater
A
der
B
die
C
das

Slide 42 - Quizvraag

der, die oder das?

Brille
A
der
B
die
C
das

Slide 43 - Quizvraag

der, die oder das?

Banane
A
der
B
die
C
das

Slide 44 - Quizvraag

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 45 - Quizvraag

der, die oder das?

Stier
A
der
B
die
C
das

Slide 46 - Quizvraag

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 47 - Quizvraag

der, die oder das?

Haar
A
der
B
die
C
das

Slide 48 - Quizvraag

der, die oder das?

Osten
A
der
B
die
C
das

Slide 49 - Quizvraag

der, die oder das?

Katze
A
der
B
die
C
das

Slide 50 - Quizvraag

der, die oder das?

BMW
A
der
B
die
C
das

Slide 51 - Quizvraag

der, die oder das?

Königin Maxima

A
der
B
die
C
das

Slide 52 - Quizvraag

Doel bereikt? Kan je het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen?
(Alle antwoorden zijn goed!)
A
Ja !
B
Nee! Ik snap er echt niets van.
C
Ja, ik snap het, maar moet nog oefenen

Slide 53 - Quizvraag

...und das war es dann auch schon wieder.

Slide 54 - Tekstslide