Quiz H10-H14

Quiz H10-H14
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Quiz H10-H14

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste formulering:
A
Nederlands is het mooiste vak er is.
B
Nederlands is het mooiste vak wat er is.
C
Nederlands is het mooiste vak die er is.
D
Nederlands is het mooiste vak welke er is.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke drie niveaus kun je kijken naar stijl?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem nu per niveau stijlkenmerken

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom worden verwijswoorden gebruikt?
A
om de zin te kunnen begrijpen
B
om goed te formuleren
C
om saaie herhalingen te voorkomen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een pleonasme?
A
Twee woorden die ten onrechte worden vermengd
B
Twee woorden in één zin die allebei een ontkennend zijn.
C
Hetzelfde woord wordt twee keer genoemd met dezelfde betekenis.
D
Een deel van het woord wordt door een ander woord uitgedrukt.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een pleonasme?
A
De snelle fietser
B
De witte sneeuw
C
Het dikke boek

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een pleonasme?
A
Gele Kanariepiet
B
Mooi Boek
C
Natte tranen
D
Prima start

Slide 8 - Quizvraag

Jullie
Hoe zorg je ervoor dat je aantrekkelijk formuleert?
A
Gebruik synoniemen en verwijswoorden. Varieer in je formuleringen.
B
Gebruik zo veel mogelijk dezelfde woorden, wees consistent
C
Maak heel lange zinnen
D
Gebruik zo veel mogelijk dezelfde formuleringen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een tautologie?
A
Ik snoep meestal in de nacht
B
Ik drink nooit tijdens het rijden
C
Ik eet enkel en alleen friet

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je allemaal op bij 'begrijpelijk formuleren'?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je allemaal op bij 'nauwkeurig formuleren'?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je allemaal op bij 'bondig formuleren'?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je allemaal op bij 'aantrekkelijk formuleren'?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Morgen zal ik een belangrijke toets maken waarvoor ik de afgelopen weken hard heb gestudeerd

Maak deze zin bondiger

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De toets werd door mij gemaakt en ik werd uitgedaagd door de complexe vragen

Maak deze zin begrijpelijker

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de toets zaten mijn docent en directeur direct voor me, ik vond hem angstaanjagend..

Maak deze zin nauwkeuriger

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Morgen maak ik een toets in de gymzaal

Maak deze zin aantrekkelijker

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies