Oefentoets - Voortplanting en seksualiteit

Oefentoets - Voortplanting en seksualiteit
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets - Voortplanting en seksualiteit

Slide 1 - Tekstslide

Tijdens een zwangerschap blijven het bloed van de moeder en van het embryo gescheiden
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Tijdens de puberteit vinden er zowel lichamelijke als geestelijke veranderingen plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Welk geslachtsorgaan
zie je hier?
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 4 - Quizvraag

Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt erectie genoemd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Bij een vrouw kan in de eileiders een onbevruchte eicel worden aangetroffen
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Tijdens de zwangerschap blijven de menstruaties doorgaan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In afbeelding 1 zie je alleen primaire geslachtskenmerken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Seksualiteit heeft met intimiteit te maken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer iemand seksuele opmerkingen maakt terwijl jij dat niet wil, is er sprake van grensoverschrijdend gedrag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

In het voorvocht voor een zaadlozing zitten zaadcellen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Van wie zie je hier het geslachtsorgaan?
A
man
B
vrouw

Slide 12 - Quizvraag

In afbeelding 4 is een embryo tijdens
de zwangerschap weergegeven.
Welke letter geeft de placenta aan?

A
P
B
Q
C
R

Slide 13 - Quizvraag

Met welk nummer wordt
in afbeelding 5 het
vruchtvlies aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Afbeelding 6 geeft schematisch de
voortplantingsorganen van een vrouw weer.
In welk van de aangegeven delen vindt
gewoonlijk de eerste deling van een eicel
plaats, direct na de bevruchting.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag


Welke van de volgende kenmerken hebben betrekking op menselijke eicellen?
1 Deze cellen kunnen zelf bewegen.
2 Deze cellen bevatten veel reservevoedsel.
3 Deze cellen zijn van beide typen geslachtscellen de grootste.
4 Deze cellen hebben een zweepstaart

A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 3
D
3 en 4

Slide 16 - Quizvraag

Wie heeft er zwellichamen in zijn/haar geslachtsorganen?
A
Vrouw
B
Man
C
Beide niet
D
Beide wel

Slide 17 - Quizvraag

Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
Penis
B
Prostaat
C
Zaadblaasjes
D
Teelballen

Slide 18 - Quizvraag




Welke kenmerken van een vrouw zijn primaire geslachtskenmerken?
1 Menstrueren.
2 Ovuleren.
3 Het hebben van borsten.
4 Het hebben van beharing rond de geslachtsorganen.
5 Het hebben van eierstokken.
6 Het hebben van een clitoris

A
1 en 2
B
3 en 4
C
5 en 6

Slide 19 - Quizvraag


Tijdens een discussie over wensen en grenzen in een seksuele relatie zegt een klasgenoot: ‘Ik houd er niet van om jongens met elkaar te zien zoenen. Als ze dat doen gaan ze echt een grens bij mij over. Ik vind dat ze die grens moeten respecteren’.
 Leg uit dat deze klasgenoot niet goed heeft begrepen wat er wordt bedoeld met wensen en grenzen in een seksuele relatie.

Slide 20 - Open vraag


Roken is schadelijk voor de gezondheid. Daarom staan er op de verpakkingen van sigaretten waarschuwingen. Een van deze waarschuwingen is: ‘Roken vermindert de vruchtbaarheid.’ Dat komt onder andere doordat de zaadcellen, die gevormd zijn onder invloed van hormonen, door roken minder beweeglijk worden.

 Welke hormoonklier maakt de hormonen die de productie van zaadcellen stimuleren?

Slide 21 - Open vraag

Welk voorbehoedmiddel biedt bescherming tegen soa’s?

Slide 22 - Open vraag

Met welke naam wordt iemand
aangeduid die zich niet thuis voelt
in het geslacht waarin hij of zij
geboren is?

Slide 23 - Open vraag

In de afbeelding van het meisje zijn primaire geslachtsorganen te zien?
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Wat wordt er geproduceerd in de geslachtsorganen?
A
erfelijke materiaal
B
Zaadcellen
C
Eicellen
D
Vocht

Slide 25 - Quizvraag

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het hormoonspiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen voorkom je de ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het hormoonspiraaltje
D
Bij alle drie.

Slide 26 - Quizvraag

Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Spiraaltje
B
Hormoonstaafje
C
Prikpil
D
Sterilisatie

Slide 27 - Quizvraag

Voorbehoedsmiddelen zijn:
A
middelen die een vrouw laten menstrueren
B
middelen die voor de gezondheid ingenomen worden/ beter worden
C
middelen die een zwangerschap tegen gaan
D
middelen die helpen dat een vrouw zwanger wordt.

Slide 28 - Quizvraag

Wat regelen de geslachtshormonen?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Tertiaire geslachtskenmerken
D
Puberteit

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het vrouwelijk geslachtshormoon?
A
Progesteron
B
Testosteron
C
Adrenaline
D
Oestrogeen

Slide 30 - Quizvraag


Wat hoort niet bij de puberteit
A
Behoeft aan privacy wordt groter.
B
Afzetten tegen ouders/verzorgers
C
Goed nadenken voor je iets doet.
D
Nieuwe dingen uit proberen en onafhankelijk worden.

Slide 31 - Quizvraag

Sperma is …
A
… de hoeveelheid spermacellen per zaadlozing
B
… spermacellen met vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat
C
… een ander woord voor zaadlozing
D
… vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat

Slide 32 - Quizvraag

De geslachtsorganen bestaan uit inwendige- en uitwendige geslachtsorganen.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de puberteit?
A
De tijd waarin je niet zonder je ouders kan.
B
Een moment waarop je alles leuk vindt.
C
Een fase in je leven waarin je volwassen wordt
D
Een fase waarin je graag veel ijsjes eet.

Slide 34 - Quizvraag

In de puberteit verander je
A
alleen lichamelijk
B
lichamelijk en geestelijk
C
lichamelijk, geestelijk en speciaal
D
lichamelijk, geestelijk en sociaal

Slide 35 - Quizvraag

Een menstruatiecyclus duurt.....
A
21 dagen
B
3 tot 5 dagen
C
28 dagen
D
7 dagen

Slide 36 - Quizvraag

De menstruatiecyclus start bij de.....................
A
Menstruatie
B
Ovulatie
C
rijping van de follikel

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de menstruatiecyclus?
A
Proces waarbij de baarmoeder zich voorbereidt op menstruatie
B
Proces waarbij de baarmoeder zich voorbereidt op bevalling
C
Proces waarbij de baarmoeder zich voorbereidt op ovulatie
D
Proces waarbij de baarmoeder zich voorbereidt op zwangerschap

Slide 38 - Quizvraag